Scholen kunnen meer doen om zittenblijven tegen te gaan

Scholen zouden meer kunnen doen om het aantal zittenblijvers te verminderen of om zittenblijven te voorkomen. Dat stelt de Inspectie van het Onderwijs op basis van een steekproef onder 130 scholen in het voortgezet onderwijs.

In vergelijking met andere landen is het aantal zittenblijvers (5,8%) in Nederland hoog. In het sectorakkoord VO is afgesproken dat het landelijk percentage zittenblijvers in 2020 moet zijn gedaald naar 3,8%.

Oorzaak nog te vaak gezocht bij leerling

Scholen kijken in eerste instantie naar het falen van de leerling als belangrijkste oorzaak voor zittenblijven. Uit de steekproef van de inspectie blijkt dat zittenblijven op veel scholen geen onderdeel is van de kwaliteitszorg. Slechts een derde van de scholen kijkt naar zichzelf en betrekt de kwaliteit van de lessen en leerlingbegeleiding bij de analyse van het aantal zittenblijvers.

Scholen kunnen meer maatwerk bieden

Verder blijkt dat scholen nog weinig in staat zijn om zittenblijvende leerlingen op maat gesneden onderwijs te bieden. Een minderheid van de scholen (40%) verzorgt een speciaal aanbod voor leerlingen die mogelijk dreigen te blijven zitten. Het aantal scholen dat zich realiseert dat er meer op maat gesneden onderwijs en intensievere leerlingbegeleiding nodig is, neemt toe: 84% van de scholen ziet kansen om het percentage zittenblijvers te beperken. Bijna de helft van de scholen wil dit bereiken door middel van individueel maatwerk richting de leerlingen. De mentoren lijken een belangrijke spil in de ondersteuning; 78% van de scholen geeft aan dat de mentoren motivatiegesprekken voeren met de leerlingen die dreigen te doubleren.

Nut zittenblijven betwijfeld

Op scholen bestaat twijfel over het nut van zittenblijven. De huidige praktijk is dat zittenblijvers een volledig schooljaar moeten overdoen. Het aanbod wordt niet aangepast voor leerlingen die zijn blijven zitten. Van alle leerlingen die zijn blijven zitten in het derde leerjaar van het vo, verlaat minder dan de helft de school met een diploma van de onderwijssoort waar hij/zij is blijven zitten. Daarmee kunnen vraagtekens worden gezet bij de effectiviteit van zittenblijven. Tweeënveertig procent van de scholen twijfelt aan het nut van het herhalen van het volledige jaarprogramma.

Verschillen

Uit het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat in de onderbouw minder leerlingen blijven zitten dan in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Het hoogste percentage zittenblijvers komt voor in havo 4, namelijk 12%. Wat verder opvalt, is dat het percentage zittenblijvers aanmerkelijk hoger is voor niet- westerse leerlingen en leerlingen uit een apc-gebied (armoedeprobleemcumulatiegebied).Verder blijven jongens vaker zitten dan meisjes en blijven er meer leerlingen zitten op scholen in de grote steden.