Onderwijsinspectie: kansenongelijkheid groeit
Het Nederlands onderwijs is gevarieerd en van hoog niveau. Dat oordeelt de Inspectie van het Onderwijs vandaag in de Staat van het Onderwijs over het schooljaar 2014/2015. De inspectie constateert echter dat niet alle leerlingen in gelijke mate van het onderwijs kunnen profiteren.
Hoog onderwijsniveau
Nederlandse leerlingen halen hoge resultaten en zijn hoog opgeleid, vergeleken met leeftijdgenoten in andere landen. Nederland heeft een zeer efficiënt schoolsysteem waarbij leerlingen opnieuw vaker directe schoolroutes kiezen (bijvoorbeeld van vmbo naar mbo). Ook is het studierendement in het mbo en het wetenschappelijk onderwijs verder gestegen. De internationale voorsprong neemt wel af. Dit komt onder meer door een daling van het aantal vwo-leerlingen en de instroom in het hoger onderwijs.
Ongelijkheid loopt op
De inspectie constateert dat de kansenongelijkheid in het onderwijs oploopt. De laatste jaren nemen de verschillen toe tussen leerlingen met lager en hoger opgeleide ouders. Hierdoor krijgen veel kinderen met laag opgeleide ouders niet het onderwijs dat ze aan zouden kunnen en blijft talent onderbenut.
Vergelijken we kinderen met dezelfde intelligentie, dan zien we dat leerlingen met laagopgeleide ouders vaker doorstromen naar een lager onderwijsniveau. Ze krijgen lagere basisschooladviezen en deze worden minder vaak bijgesteld op basis van de eindtoets. Ook in de eerste drie jaar van het voortgezet onderwijs stromen deze leerlingen vaker af. Bovendien gaan ze minder vaak naar het hoger onderwijs dan in eerdere jaren.
Combinatie van factoren
Er is niet een enkele oorzaak voor de oplopende kansenongelijkheid: het gaat om een samenspel van vele zaken. Hoogopgeleide ouders zijn meer betrokken geraakt bij de schoolloopbaan van hun kinderen. Zij kiezen bewuster en voor betere scholen. Hun kinderen gaan vaker naar huiswerkklassen en toetstrainingen en hun kinderen krijgen vaker medische indicaties wanneer deze op onderdelen achterblijven. Scholen spelen in op de vraag van ouders. We zien dat leerlingen steeds vroeger op niveau geplaatst worden, onder andere door de sterke groei van homogene brugklassen, de afname van dubbele adviezen en de toename van het aantal categorale scholen. Ook leraren en schoolleider spelen een rol. Zij hebben, vaak onbewust, hogere verwachtingen van leerlingen van hoger opgeleide ouders. Ook beleid en toezicht hebben hun effect. Onderwijs, overheden en andere sectoren zullen de handen ineen moeten slaan om toenemende tweedeling te keren.
Verschillen tussen scholen nemen toe
Scholen met grote groepen leerlingen van lager opgeleide ouders hebben vaak een zwakkere kwaliteit, minder bevoegde leraren, een hoger ziekteverzuim en een hoger verloop van personeel. Soms zijn ze ook gesitueerd in kansarme wijken. Ook op het gebied van veiligheidsbeleving en passend onderwijs zijn verschillen tussen scholen zichtbaar.
Op een deel van de scholen voelen leerlingen zich niet veilig
Over het algemeen voelen leerlingen zich veilig op school. Dit geldt echter niet voor alle scholen. Op sommige scholen voelt bijna een kwart tot een derde deel van de leerlingen zich niet veilig. Dit staat het leren in de weg. In het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs vindt een derde van de leerlingen dat scholen te weinig doen aan pesten en onveiligheid. Scholen die preventief beleid voeren doen het beter. Het is daarom belangrijk dat scholen goed in de gaten houden hoe het staat met de veiligheid en veiligheidsbeleving in en om de school, en daar gericht maatregelen op nemen.
Bij passend onderwijs moet belang leerling voorop staan
Sinds de invoering van passend onderwijs in augustus 2014 gaan er meer leerlingen naar het reguliere onderwijs. Er zijn hierbij grote regionale verschillen te zien. Bij sommige samenwerkingsverbanden gaan fors meer leerlingen naar het regulier onderwijs, bij andere gaan juist meer leerlingen naar het speciaal onderwijs. Financiële overwegingen lijken vaak bepalend bij de keuzes die worden gemaakt. Maar er zijn ook samenwerkingsverbanden die duidelijk uitgaan van de individuele behoeften van leerlingen. Samenwerkingsverbanden kunnen hierbij van elkaar leren. Ze moeten hierbij speciale aandacht hebben voor de thuiszitters in hun regio.
De Staat van het Onderwijs
De Inspectie van het Onderwijs doet ieder jaar verslag van de Staat van het Onderwijs; dit jaar voor de 199ste keer. Het verslag is bedoeld voor de Staten-Generaal, maar ook voor het onderwijsveld en de samenleving. De inspectie beschrijft in de Staat van het Onderwijs wat er goed gaat in het onderwijs, en waar het onderwijs verder verbeterd kan worden.
Het verslag wordt gepresenteerd tijdens een congres op 13 april 2016. Tijdens het congres spreken zo´n achthonderd leerlingen, ouders, leraren, schoolleiders, bestuurders en beleidsmakers over hoe gezamenlijk gewerkt kan worden aan de kwaliteit van het onderwijs. Het congres is ook via Twitter te volgen via @staatonderwijs en #svho.
Naast de Staat van het Onderwijs, worden op 13 april ook de Staat van de Leerling, Staat van de Leraar en Staat van de Schoolleider aan de bewindspersonen aangeboden. Ook is er een website gelanceerd: www.destaatvanhetonderwijs.nl