Overzicht van universitaire studenten uit landen zonder vwo-diploma
Ongeveer 2.500 studenten die in 2020 hun opleiding begonnen aan een Nederlandse universiteit komen uit een land dat geen diploma kent op het Nederlandse vwo-niveau. Dat heeft Inspectie van het Onderwijs in een factsheet becijferd. Een aantal universiteiten laat studenten toe, van buiten Europa, die een vooropleiding hebben onder vwo-niveau. Deze studenten volgen in Nederland wel eerst een voorbereidend jaar, maar hebben ook daarna mogelijk geen diploma op vwo-niveau - terwijl dat wel wettelijk vereist is. Om hoeveel studenten dat precies gaat is niet duidelijk.
Geen landelijk beeld van criteria voor toelating van buiten EER
Wie in Nederland wil starten met een universitaire bacheloropleiding, moet wettelijk een diploma hebben op vwo-niveau of een afgeronde hbo-propedeuse. Voor studenten uit het buitenland kan dat een probleem zijn, met name voor bepaalde landen buiten de EER (de Europese Economische Ruimte: de Europese Unie plus Liechtenstein, Noorwegen en IJsland). Sommige niet-EER-landen hebben namelijk in hun onderwijssysteem geen diploma dat gelijkwaardig is aan het Nederlandse vwo-diploma. Het is dan aan de instelling te bepalen of het diploma van de aspirant student voldoet aan de niveau-vereisten.
Er bestaat echter landelijk geen duidelijk beeld over de criteria op basis waarvan instellingen studenten toelaten vanuit niet-EER-landen. Daardoor is er geen zicht op hoeveel studenten instromen met een diploma onder vwo-niveau.
Voorbereidend jaar als aanvulling op havo-niveau een ‘ruime interpretatie’
Sommige universiteiten bieden studenten uit niet-EER-landen met een te laag vooropleidingsniveau een voorbereidend jaar aan om zo deficiënties weg te werken. Volgens de Landelijke Commissie Gedragscode Hoger Onderwijs en de minister van OCW is dat een ‘ruimte interpretatie’ van de bedoeling van het voorbereidend jaar.
Zo’n 2.500 studenten uit niet-EER-landen met onderwijssysteem zonder diploma op vwo-niveau
De Landelijke Commissie schreef in 2020 een rapport over het voorbereidend jaar en het inzetten daarvan bij aspirant studenten die nog niet voldoen aan de vooropleidingseisen. Naar aanleiding daarvan vroeg de minister van OCW aan de inspectie een cijfermatig overzicht op te stellen van de instroom van niet-EER-studenten tot universitaire bacheloropleidingen, gebaseerd op cijfers die de inspectie beschikbaar heeft. Het nu gepubliceerde overzicht toont hoeveel studenten instromen uit landen waar geen diploma bestaat dat gelijk is aan het Nederlandse vwo-niveau. Die informatie geeft slechts een indicatie hoeveel studenten mogelijk zonder zo’n diploma aan Nederlandse universiteiten studeren. De groep instromers in wo-bacheloropleidingen met mogelijk een diploma lager dan vwo-niveau maakt ongeveer 4,5 procent van de totale instroom uit; dat zijn zo’n 2.500 studenten. Ook blijkt dat deze instroom bij bepaalde opleidingen en bepaalde instellingen opvallend veel groter is dan gemiddeld.
Gelijke toegangskansen belangrijk
De Inspectie van het Onderwijs vindt het belangrijk dat het hoger onderwijs gelijke toegangskansen biedt, zowel aan Nederlandse als aan internationale aspirant-studenten. Ook eisen aan het instroomniveau moeten daarom voor beide groepen gelijk zijn. Het toelatingsbeleid voor internationale aspirant-studenten mag Nederlandse havisten niet benadelen, stelt de inspectie. Ook zou er bij het beperkte aantal plaatsen bij fixusopleidingen geen concurrentie mogen zijn tussen kandidaten die niet aan de vooropleidingseisen voldoen en kandidaten die er wel aan voldoen. Dit vraagt om zorgvuldige toelatingsprocedures van individuele instellingen.