Selectie in hoger onderwijs onvoldoende en onvolledig onderbouwd
Hogescholen en universiteiten moeten beter onderzoeken en onderbouwen op welke manier zij studenten selecteren voor toelating. Er is tussen opleidingen namelijk weinig overeenstemming over wat een goede selectiemethode is. Ook is veelal niet duidelijk of bepaalde studenten worden voorgetrokken of uitgesloten door de gekozen manier van selecteren. Dat blijkt uit onderzoek door de Inspectie van het Onderwijs. In dat licht vraagt de inspectie zich ook af waarom opleidingen zouden selecteren als zij genoeg opleidingsplekken hebben.
Zorgen over decentrale selectie
Opleidingen in het hoger onderwijs die selecteren, mogen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zelf bepalen hoe ze dat doen. Dat is de zogeheten decentrale selectie. Ook mogen sommige opleidingen met genoeg opleidingsplaatsen selecteren aan de poort, bijvoorbeeld omdat ze een bepaalde studentenpopulatie willen hebben. Tegelijkertijd is kansengelijkheid één van de uitgangspunten van de wet. Alle aankomende studenten met de vereiste vooropleiding moeten dezelfde kans hebben om de gekozen opleiding in het hoger onderwijs te kunnen volgen. De Inspectie van het Onderwijs heeft nu onderzocht bij een steekproef van selecterende opleidingen hoe zij hun selectieprocedures onderbouwen, en in hoeverre die opleidingen de kansengelijkheid waarborgen. Het beeld stemt tot zorg over de decentrale selectie, concluderen de onderzoekers.
Goede intenties, weinig kennis over selectie
De inspectie wijst erop dat een opleiding die selecteert een grote verantwoordelijkheid heeft tegenover de aspirant-studenten; voor hen kan afwijzing of toelating immers de richting van hun verdere leven bepalen. Selecterende opleidingen stellen veelal met de beste intenties hun procedures op, zien de onderzoekers. Maar er blijkt tussen opleidingen geen overeenstemming over waar een goede selectie aan moet voldoen. Bovendien weten veel opleidingen niet goed of bepaalde studenten ongemerkt of onbedoeld een grotere kans lopen om afgewezen te worden en hoe je dat zou moeten nagaan. Wellicht door de gekozen criteria. Of door de manier waarop de selectie verloopt: er is weinig consensus over of bijvoorbeeld een motivatiegesprek, een motivatiebrief of een proefopdracht de kansengelijkheid bevordert, of juist niet.
Wenselijkheid tegen het licht
Op grond van het onderzoek adviseert de Inspectie van het Onderwijs aan beleidsmakers dat zij de noodzaak van decentrale selectie heroverwegen. Dat geldt zeker bij opleidingen die voldoende capaciteit hebben; uit het onderzoek blijkt weinig solide basis voor een eerlijke selectie. Toelatingsbeperking blijft uiteraard nodig als een opleiding meer aanmeldingen krijgt dan er plaatsen zijn. De inspectie roept de opleidingen, de instellingen en de koepelorganisaties op om de selectie voor die gevallen systematisch beter te organiseren en te onderbouwen.