Derde onderzoeksperiode
De inspectie sprak in de eerste helft van oktober telefonisch en op scholen en instellingen met schoolleiders, bestuurders, afdelingsleiders en onderwijsondersteunende medewerkers uit het gehele Nederlandse onderwijsveld.
In de periode tussen de zomervakantie en de herfstvakantie was er bij scholen en instellingen aanhoudende zorg over de continuïteit van het onderwijs. Bij veel scholen vielen leraren uit, omdat ze COVID-19-testen moesten ondergaan, besmet waren of in quarantaine moesten. Ondanks inspanningen van de scholen om dit op te vangen, heeft een kwart van de bo-scholen groepen naar huis moeten sturen. Ook de afwezigheid van leerlingen bij milde klachten stelde scholen voor problemen met het organiseren van het onderwijs. Daarnaast was er bij scholen en instellingen aanhoudende zorg over oplopende en mogelijk blijvende leerachterstanden en het risico op groeiende kansenongelijkheid tussen leerlingen. Hoewel scholen onderling verschillen, geven schoolleiders aan dat voor zo’n 15% van de leerlingen een extra inspanning nodig is om ze op hun niveau te krijgen. Een ruime meerderheid (72%) maakt daarbij gebruik van de subsidiemogelijkheden die de overheid heeft geboden om achterstanden te bestrijden. Dit blijkt uit onderzoek naar de effecten van COVID-19 op het onderwijs door de Inspectie van het Onderwijs, bij een representatieve steekproef van 847 scholen, instellingen en samenwerkingsverbanden.