De financiële situatie in het onderwijs 2014
Mede dankzij de gelden van het Nationaal Onderwijs Akkoord en het Begrotingsakkoord 2014 is de financiële positie van onderwijsinstellingen de afgelopen jaren verbeterd. Die conclusie trekt de onderwijsinspectie in het rapport “De financiële situatie van het onderwijs 2014”.
Voor het eerst presenteert de Inspectie van het Onderwijs een openbare rapportage over de financiële situatie van het gehele onderwijs. Voorheen deed de inspectie dit alleen voor het primair en voortgezet onderwijs. Daarbij vormen de jaarrekeningen 2014 van de instellingen de basis, al worden er ter vergelijking ook cijfers uit eerdere jaren genoemd.
In het rapport zijn per onderwijssector de nodige kengetallen te vinden. Verder kijkt het rapport naar zaken als rechtmatige en doelmatige besteding van de onderwijsbekostiging en het bestuurlijk opereren van onderwijsinstellingen. Dan gaat het bijvoorbeeld om private activiteiten en het personeelsbestand van een instelling.
Versterking vermogenspositie
De rentabiliteit van instellingen, het verschil tussen kosten en opbrengsten, is sinds 2011 over de hele linie is toegenomen. Er is een duidelijke piek in 2013 door de toekenning van gelden in het kader van het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) en het Begrotingsakkoord 2014. Veelzeggender is de geleidelijke toename van de solvabiliteit, (de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen). Ook de liquiditeit, (het vermogen op korte termijn aan de verplichtingen te voldoen), laat een gezond beeld zien. De inspectie signaleert dat de verbetering van de resultaten in de meeste gevallen leidt tot een verbetering van de vermogenspositie van de instellingen.
Besturen bewuster bezig met mogelijke risico’s
Besturen zijn zich actiever bezig gaan houden met mogelijke risico’s in de toekomst. Dit is te zien aan de continuïteitsparagrafen in de jaarrekening. Instellingen zijn sinds 2013 verplicht meerjarenramingen op te nemen in hun jaarrekening en hebben dat over 2014 beter in beeld gebracht dan het eerste jaar. Besturen hebben daarnaast maatregelen genomen om hun financiële onzekerheid het hoofd te bieden. Dat is in het funderend onderwijs ook te zien aan de geleidelijke afname van de boekwaarde van de inventaris in verhouding tot de aanschafprijs. Dit wijst op uitstel van investeringen. De komende jaren zal op veel plaatsen vermoedelijk een inhaalslag nodig blijken.
Flexibele arbeidscontracten
Een andere signalering van de inspectie is de toename van het aantal personeelsleden in flexibele arbeidscontracten. De sectoren geven aan de noodzaak hiertoe door de daling van het aantal leerlingen steeds meer te voelen. Daardoor is het zicht op de landelijke samenstelling van het personeelsbestand minder helder. Informatie over die samenstelling is gebaseerd op het personeel in reguliere aanstellingen. Statistieken die gebaseerd zijn op de vaste contracten geven daarmee steeds minder een goed beeld van de leeftijdsopbouw en docent-leerling ratio in het onderwijs.
Aangepast financieel toezicht
De verbetering van de financiële positie heeft invloed gehad op het aantal instellingen dat onder aangepast financieel toezicht staat. Na een behoorlijke stijging zijn deze in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs weer duidelijk aan het dalen. Alleen in het primair onderwijs liep het aantal in 2014 nog op. In 2014 stonden in het funderend onderwijs en het mbo in totaal 46 besturen onder aangepast financieel toezicht.
Kwaliteit accountantsonderzoeken verbeterd
Het toezicht op de rechtmatigheid vindt primair plaats door de eigen accountants van de instellingen. De inspectie voert tweedelijnstoezicht uit door reviews op het werk van de accountants. Dit gebeurt zonder de instellingen te belasten. De kwaliteit van de accountantsonderzoeken is de laatste jaren aanzienlijk verbeterd.