Duurzaam verbeteren: zorgen en kansen voor het primair onderwijs na de coronacrisis
De inspectie heeft in alle sectoren van het onderwijs een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van corona. Op deze pagina leest u over de zorgen en kansen die de coronacrisis bracht voor het primair onderwijs. Het onderzoek vond plaats in de periode mei tot en met juli 2021. We voerden gesprekken met besturen, schoolleiders, intern begeleiders en leraren; leerlingen van groep 7 en 8 vulden een digitale vragenlijst in. Onderaan deze pagina vindt u ook het technisch rapport met de data, de opzet en de verantwoording van het onderzoek.
We vroegen leraren, de schoolleiding en besturen wat zij aanvullend nodig hadden om in te spelen op de onderwijsbehoeften van leerlingen als gevolg van corona. Op alle niveaus gaf men vooral aan meer leraren en onderwijsondersteunend personeel nodig te hebben. Leraren gaven daarnaast aan behoefte te hebben aan scholing en collegiale consultatie. Ook schoolleiders noemden professionalisering van de leraren (27%). Scholen met een hoge schoolweging gaven significant vaker aan scholing nodig te hebben (40%) dan scholen met een lage schoolweging (13%). Besturen wilden naast meer leraren (58%) ook graag meer kunnen investeren in het professionaliseren van het personeel (35%). 38% van de bestuurders gaf aan structureel extra financiering nodig te hebben. Hoe hoger de schoolweging hoe complexer de leerlingenpopulatie. De schoolweging loopt van 20 tot 40. Lees hierover meer op de pagina Schoolweging primair onderwijs.
Leraren- en schoolleiderstekort was de grootste zorg van besturen
De belangrijkste zorg van besturen was het tekort aan leraren en schoolleiders. Deze tekorten spelen al langer (zie bijvoorbeeld de Staat van het Onderwijs 2020 en Staat van het Onderwijs 2021) en dit structurele probleem werd tijdens de coronacrisis pijnlijk zichtbaar wanneer leraren en schoolleiders uitvielen. Vooral voor scholen in regio’s waar het lerarentekort al een probleem was en op scholen met een kwetsbare leerlingpopulatie was het moeilijk of zelfs onmogelijk om aan vervangers te komen. Scholen moesten hierdoor groepen naar huis sturen. Scholen zochten tijdelijke oplossingen door parttimers te vragen meer te werken, door groepen samen te voegen, of door intern begeleiders, schoolleiders, stagiaires of onderwijsassistenten voor de groep te zetten (zie Staat van het Onderwijs 2021). Behalve dat dit de werkdruk voor het personeel vergrootte, zette deze situatie de kwaliteit onder druk, net als de schoolontwikkeling (zie Staat van het Onderwijs 2020 en Staat van het Onderwijs 2021). Het tekort aan leraren belemmert de scholen ook bij het wegwerken van de achterstanden die leerlingen hebben opgelopen tijdens de coronacrisis.
Schoolontwikkeling stond onder druk
In de gesprekken uitten besturen en scholen zorgen over het onder druk staan van de schoolontwikkeling. De schoolleider, die een belangrijke rol speelt in het aansturen van de schoolontwikkeling, was vooral bezig met crisismanagement. Het werk bestond uit het draaiende houden van de school, organiseren en communiceren. Zorgen dat voor alle klassen een leraar stond en het verzorgen van basale veiligheid slokte veel tijd op. Deze situatie liet op een deel van de scholen weinig tijd en energie voor het uitvoeren van eerder geplande ontwikkelingen. Schoolleiders vertelden dat zij naast meer leraren, vasthouden van de huidige leraren en structurele financiering, vooral rust/stabiliteit, ruimte en vertrouwen vanuit de overheid nodig hebben om de gevolgen van de coronacrisis voor de leerlingen aan te pakken.
Professionalisering gericht op algemene didactiek en vakdidactiek
Schoolleiders vertelden in de gesprekken dat het professionaliseringsbeleid niet wezenlijk veranderde door de coronacrisis. Wel liepen geplande activiteiten vertraging op en werden andere professionaliseringsactiviteiten naar voren gehaald. Zo was professionalisering gericht op het vergroten van ICT-vaardigheden vaak eerder uitgevoerd om randvoorwaarden te creëren voor het verzorgen van afstandsonderwijs. De (voorgenomen) scholingen voor het onderwijspersoneel (zijn)/waren gericht op algemene didactiek (41%), vakdidactiek lezen (32%), vakdidactiek rekenen/wiskunde (31%) en nieuwe methode/software (21%) en teamontwikkeling (19%). Leraren die aangaven zich meer te willen professionaliseren, wilden dit ook vooral op algemene didactiek en vakdidactiek taal, lezen en rekenen. Ook noemden zij scholing voor de begeleiding van leerlingen met specifieke leer- en ontwikkelingsproblematiek.
Via professionalisering duurzaam investeren in onderwijs
Door het volgen van professionaliseringsactiviteiten worden leraren vaardiger en kunnen zij beter inspelen op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Dit is ook wat de schoolleiding als beoogd effect verwacht als zij insteken op de professionalisering van algemeen didactische of vakdidactische vaardigheden. Om tegemoet te kunnen komen aan de onderwijsbehoeften van leerlingen en om eventuele vertraging in te lopen, is de vraag of professionalisering in algemeen didactische vaardigheden toereikend is. Positief is dan ook dat ruim 30% van de scholen vakdidactiek voor lezen en rekenen noemt.
Hoewel we niet expliciet hebben gevraagd naar de ervaringen met het Nationaal Programma Onderwijs (NPO), brachten veel besturen dit onderwerp ter sprake. Behalve dat het plan uiteraard kansen biedt om in te spelen op de gevolgen van corona, plaatsten besturen een aantal kanttekeningen. De belangrijkste is dat het om incidenteel geld gaat voor het op korte termijn wegwerken van vertraging, terwijl het onderwijs structureel geld nodig heeft voor duurzame verbetering (zie onder andere structurele personeelstekorten). Tegelijkertijd vroegen besturen zich af hoe deze tijdelijke grote financiële injectie zich verhoudt tot het afbouwen van (bovenmatige) reserves. Verder vroegen ze zich af wat hun positionering is binnen het stelsel nu de verdeling van de middelen loopt via de scholen (en de medezeggenschapsraden) in plaats van via de besturen. Zij zijn namelijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun scholen. Ook zijn er zorgen over onbedoelde negatieve effecten, zoals het wegtrekken van personeel van scholen met een hoge schoolweging*. Ook benoemden besturen dat er geld nodig is voor voor- en vroegschoolse educatie. Verder riep de onduidelijke en niet tijdige communicatie over het Nationaal Programma Onderwijs bij menig bestuur en school weerstand op. Ten slotte ervaren besturen en scholen een grote verantwoordingslast en bureaucratie.
* In augustus 2021 heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gecommuniceerd dat leraren op scholen met veel achterstanden een extra beloning van gemiddeld 8 procent bovenop hun salaris krijgen om leraren te stimuleren op deze scholen te gaan/blijven werken. Dit was nog niet bekend tijdens van afname van dit onderzoek.
Uit een crisis kunnen werkwijzen voortkomen die betrokkenen als een verbetering ervaren. We vroegen wat leerlingen, schoolleiders en leraren vast wilden houden uit de coronacrisis. Leerlingen wilden niks vasthouden, maar zagen vooral graag zaken verdwijnen: mondkapjes, afstand houden, thuiswerken, handen wassen en niet in groepjes mogen zitten. Leraren en schoolleiders noemden de nieuwe manieren van (digitaal) contact, interactie en samenwerking met ouders en teamleden en instructie aan leerlingen het meest als kans.
Er was intensiever contact met ouders
Leraren en schoolleiding vonden het intensievere contact met ouders waardevol en willen dit in de toekomst bestendigen. Leraren kregen tijdens de coronacrisis meer zicht op de thuissituatie van leerlingen. Met leerlingen die thuis achter de computer inlogden, kwam al dan niet de rest van het gezin in beeld. Leraren zagen welke begeleiding ouder(s)/verzorger(s) van de leerling konden bieden, en wat lastig was in de begeleiding. Waar nodig werd het contact met ouders nog intensiever. Leraren vertelden dat deze samenwerking met ouders veel gebracht heeft: ouders kregen meer zicht op het leren en de ontwikkeling van hun eigen kind en op de rol van de leraar hierbij. Dit kan de samenwerking tussen school en ouders verbeteren.
Door corona ook efficiëntere communicatie en meer focus
Leraren en schoolleiding noemden ook de verbeterde ICT-vaardigheden van het personeel en de mogelijkheden die de digitale infrastructuur biedt om efficiënter te communiceren. Denk aan digitale teamvergaderingen zodat iedereen deel kon nemen of aan tien-minutengesprekjes met ouders. Bovendien wilden scholen andere toepassingen vasthouden, zoals het digitaal aanbieden van onderwijs aan zieke leerlingen . Daarnaast noemden zij de instructie in kleinere groepen en voor individuele leerlingen. Leraren en schoolleiding benoemden bovendien dat er tijdens de coronacrisis meer rust was in de school, doordat er een duidelijke inhoudelijke focus was. Daarnaast verliep de opstart van de dag rustiger, doordat ouders hun kinderen bij de schoolpoort afzetten.
Samenwerking tussen kinderopvang en primair onderwijs tijdens de coronacrisis
De coronacrisis onderstreept hoe belangrijk de nauwe samenwerking is met kinderopvangen scholen voor voortgezet onderwijs (vo)om een doorgaande ontwikkeling van kinderen te realiseren. Schoolleiders en besturen vertelden bijvoorbeeld dat kinderopvangorganisaties tijdens de coronacrisis het initiatief namen in het organiseren van noodopvang voor kinderen van basisscholen in de regio . Zo werden kwetsbare kinderen opgevangen en extra begeleid om achterstanden zoveel mogelijk te voorkomen. Deze initiatieven kwamen we ook al tegen tijdens de 3 metingen die we eerder deden tijdens de coronacrisis (zie Inspectie volgt onderwijs tijdens de coronacrisis | Onderzoeken naar de effecten van de coronacrisis op het onderwijs | Inspectie van het onderwijs (onderwijsinspectie.nl).