Trots ondanks stress en werkdruk in het primair onderwijs tijdens de coronacrisis
De inspectie heeft in alle sectoren van het onderwijs een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van corona. Op deze pagina leest u over stress en werkdruk bij de onderwijsteams tijdens de coronacrisis. Het onderzoek vond plaats in de periode mei tot en met juli 2021. We voerden gesprekken met besturen, schoolleiders, intern begeleiders en leraren; leerlingen van groep 7 en 8 vulden een digitale vragenlijst in. Onderaan deze pagina vindt u ook het technisch rapport met de data, de opzet en de verantwoording van het onderzoek.
Trots ondanks stress en werkdruk
In de gesprekken met schoolleiders en leraren kwam naar voren dat teamleden er gezamenlijk de schouders onder hebben gezet om met elkaar zo goed mogelijk onderwijs te verzorgen voor hun leerlingen. Leraren lieten hun veerkracht zien. Dit zorgde voor trots bij leraren en schoolleiding over wat men met elkaar heeft bereikt. Leraren en de school kregen meer waardering van ouders voor de cruciale rol bij het leren van de kinderen. Ondanks de hogere werkdruk en stress die de coronacrisis met zich meebracht, gaven de schoolleiders aan dat deze zaken meestal geen of in beperkte mate effect hadden op het werk van leraren. Slechts 15% van de schoolleiders gaf aan dat leraren minder goed functioneerden. Ontevredenheid kwam volgens de schoolleiding bij ongeveer een vierde deel van de leraren voor. Voor deze groep leraren werd het welbevinden ook lager ingeschat dan voor de coronacrisis. Ontevredenheid kwam onder andere voort uit boosheid en frustraties over het landelijk beleid, de coronamaatregelen en het Nationaal Programma Onderwijs (NPO). Besturen hadden een vergelijkbaar beeld als de schoolleiding.
Professioneel welbevinden vrijwel gelijk aan voor de coronacrisis
Rond de 60% van de leraren gaf aan dat hun welbevinden op hetzelfde niveau lag als voor de coronacrisis en ongeveer 30% ervaarde een lager welbevinden. Ongeveer 10% rapporteerde een beter welbevinden. Gemiddeld genomen beoordeelden leraren hun welbevinden vrijwel gelijk aan voor corona. Er was geen significant verschil tussen het welbevinden van leraren uit verschillende leerjaren. Een vergelijkbaar beeld kwam naar voren voor het welbevinden van intern begeleiders en schoolleiders.
Schoolleiding had zicht op welbevinden leraren
De schoolleiding had het welbevinden van de leraren goed in beeld. Dit bleek uit de vergelijking tussen de inschatting die de schoolleiding maakte en wat de leraren zelf rapporteerden. Uit de gesprekken bleek dat er grote verschillen waren in de impact die corona naast de lockdowns had op de school en op het welbevinden van leraren. Dit ging van scholen:
- die meer dan eens geconfronteerd waren met besmettingen onder leraren en kinderen
- die meermaals moesten sluiten
- waar de teamleden moe waren en de rek eruit was
- tot scholen die niet of nauwelijks te maken hebben gehad met besmettingen en ziekte, waardoor het onderwijs doorgang kon vinden en er nauwelijks sprake was van discontinuïteit.
Hoge werkdruk en stress waren belangrijkste knelpunten
Volgens de schoolleiding waren hoge werkdruk en stressverschijnselen de belangrijkste knelpunten die de leraren ervaarden als gevolg van de coronacrisis. Als de schoolleiding het welbevinden van de leraren lager inschatte dan voor de coronacrisis, waren het vooral stressverschijnselen die het werk beïnvloedden. In de gesprekken die wij voerden met leraren kwam het ervaren van stress, vermoeidheid en werkdruk vaak naar voren. Het rekening moeten houden met de coronamaatregelen had impact op hun welbevinden. Alle maatregelen en in het bijzonder de ‘bubbels’ waarin zij moesten werken, zorgden ervoor dat zij hun werk met de kinderen maar ook met de collega’s in aangepaste vorm moesten uitvoeren. Leraren misten vooral de nabijheid en het ‘echte’ sociale contact met leerlingen, collega’s en ouders. Besturen hadden een vergelijkbaar beeld als de schoolleiding.
Besturen in het primair onderwijs hadden zorgen over een klein deel van de leraren tijdens de coronacrisis
Ruim de helft van de besturen maakte zich zorgen over slechts een klein deel van de leraren (maximaal 5%). De zorgen hadden voornamelijk betrekking op leraren vanwege (psychische of fysieke) gezondheid, zwangerschap en/of de leeftijdsfase (fase van kleine kinderen of op leeftijd). Ongeveer een derde deel van de besturen maakte zich zorgen over het welbevinden van een groter deel van hun lerarencorps (tussen de 5 en 25%). 11% van de besturen had nog onvoldoende zicht op het welbevinden van de leraren. Een deel van de besturen maakte zich zorgen over hun schoolleiders. Ook zij deden hun werk al lange tijd onder hoge druk. Zo moesten ze altijd ‘aan’ staan. Ook was het werk minder uitdagend (vooral regelwerk), hadden ze te maken met veel ‘korte lontjes’, en het zorgen van verbinding en gezamenlijkheid was complexer tijdens de coronacrisis. Bovendien zijn niet alle schoolleiders van nature crisismanagers en stressbestendig. Meerdere besturen hielden rekening met een toename van de uitval van personeel op het moment dat de scholen weer in rustiger vaarwater zouden komen.