Grote diversiteit in aankomstleeftijd en migratiemotief

De aankomstleeftijd van nieuwkomers in Nederland loopt sterk uiteen (zie figuur 1a en 1b). In de onderzoeksgroep zien we dat kinderen met asiel als migratiemotief vaker op latere leeftijd naar Nederland komen dan nieuwkomers van wie de ouders vanwege arbeid of een overig of onbekend migratiemotief naar Nederland komen (zie figuur 2a en 2b).

Nieuwkomers in het basis- en voortgezet onderwijs

Figuur 1a Aantallen nieuwkomers in Nederland (groep 8), uitgesplitst naar aankomstleeftijd

Figuur 1a Aantallen nieuwkomers in Nederland (groep 8), uitgesplitst naar aankomstleeftijd
Leeftijd bij aankomstAantal leerlingen
Jonger dan 42433
41687
51800
62189
72613
83007
93214
102901
Ouder dan 102084
Bron: Inspectie van het Onderwijs, eigen berekeningen op basis van CBS microdata Brontabel als csv (136 bytes)

Figuur 1b Aantallen nieuwkomers in Nederland (examenjaar), uitgesplitst naar aankomstleeftijd

Figuur 1b Aantallen nieuwkomers in Nederland (examenjaar), uitgesplitst naar aankomstleeftijd
Leeftijd bij aankomstAantal leerlingen
Jonger dan 41047
4757
51087
61336
71594
81817
92118
102398
112824
123043
132648
141739
Ouder dan 141923
Bron: Inspectie van het Onderwijs, eigen berekeningen op basis van CBS microdata Brontabel als csv (171 bytes)

Figuur 2a Leeftijd bij aankomst (groep 8), uitgesplitst naar migratiemotief van ouders

Figuur 2a Leeftijd bij aankomst (groep 8), uitgesplitst naar migratiemotief van ouders
AsielachtergrondArbeidsachtergrondOverig en onbekend
Jonger dan 47%16%17%
45%10%11%
56%10%10%
69%12%11%
713%11%11%
816%10%10%
917%11%11%
1015%11%10%
Ouder dan 101158
Bron: Inspectie van het Onderwijs, eigen berekeningen op basis van CBS microdata Brontabel als csv (206 bytes)

Figuur 2b Leeftijd bij aankomst (examenjaar), uitgesplitst naar migratiemotief van ouders

Figuur 2b Leeftijd bij aankomst (examenjaar), uitgesplitst naar migratiemotief van ouders
AsielachtergrondArbeidsachtergrondOverig en onbekend
Jonger dan 43%5%6%
42%4%4%
54%6%5%
65%7%6%
76%7%7%
88%8%7%
99%10%8%
1010%10%10%
1112%11%11%
1214%11%11%
1312%10%10%
148%6%7%
Ouder dan 148%5%9%
Bron: Inspectie van het Onderwijs, eigen berekeningen op basis van CBS microdata Brontabel als csv (253 bytes)

Start in het speciaal (basis)onderwijs 

Het onderwijs aan nieuwkomers verschilt per school, per gemeente, per regio of per bestuur. Soms stromen nieuwkomers meteen op de basisschool in. In andere gevallen starten ze in een aparte, centrale nieuwkomersvoorziening of in een voltijdse of deeltijdse taalklas.

In het basisonderwijs onderscheiden we vier typen onderwijsvoorzieningen voor nieuwkomers, afhankelijk van de organisatie van het onderwijs:

  • Type 1: de school is verbonden aan een asielzoekerscentrum (azc) en bevindt zich op het terrein van het azc of in de nabije omgeving ervan.
  • Type 2: de school verzorgt uitsluitend onderwijs aan nieuwkomers, functioneert zelfstandig, maar kan wel gekoppeld zijn aan een ‘moederschool’ en bestaat minimaal twee jaar. Ook basisscholen met drie of meer taalklassen vallen onder type 2.
  • Type 3: één of twee taalklassen, die gekoppeld zijn aan een (reguliere) school en deel uitmaken van deze (speciale) basisschool. Het zijn aparte klassen die met name gericht zijn op het leren van de Nederlandse taal, waarin uitsluitend nieuwkomers zitten.
  • Type 4: op deze (speciale) basisscholen zitten de nieuwkomers geïntegreerd in reguliere klassen. In principe is dit geen apart ‘type’ voorziening.

N.B. Deze indeling heeft geen wettelijke status en is alleen bedoeld om de verschillen tussen nieuwkomersvoorzieningen inzichtelijk te maken.

Instroom in type 1-2-3-4 (speciaal) basisonderwijs/speciaal onderwijs

Driekwart van de nieuwkomers uit de onderzoeksgroep start op een type 3- of 4-voorziening in het (speciaal) basisonderwijs (zie figuur 3) . Zij beginnen hun schoolloopbaan op scholen waar gekozen is voor een decentrale aanpak van het nieuwkomersonderwijs. Belangrijk is dat deze scholen alert zijn op de specifieke onderwijsbehoeften van deze leerlingen en op het zo snel mogelijk leren van de Nederlandse taal. Niet alleen in het eerste jaar maar ook later in de schoolloopbaan. Een kleine groep nieuwkomers (9 procent) begint in een type 1-voorziening. Dit zijn over het algemeen alleen asielzoekerskinderen, aangezien deze voorzieningen op het terrein van het asielzoekerscentrum staan of hiermee verbonden zijn. Voor ongeveer 15 procent van de nieuwkomers is een type 2-voorziening de eerste school die zij bezoeken in Nederland. Ruim 60 procent van deze kinderen zijn kinderen met asiel als migratiemotief. Opvallend is dat het merendeel van de asielzoekerskinderen (68 procent) start in een type 3- of 4-voorziening.

Figuur 3 Type nieuwkomersvoorziening waar nieuwkomers zijn gestart in het basisonderwijs

Figuur 3 Type nieuwkomersvoorziening waar nieuwkomers zijn gestart in het basisonderwijs
NieuwkomersvoorzieningAantal nieuwkomers die zijn gestart in het basisonderwijs (N = 19.852)
type 19%
type 215%
type 3 en 476%
Bron: Inspectie van het Onderwijs, eigen berekeningen op basis van CBS microdata Brontabel als csv (135 bytes)

Start in het voortgezet onderwijs

In het voortgezet onderwijs is de eerste opvang anderstaligen (eoa) bedoeld voor nieuwkomers die nog onvoldoende Nederlands spreken om rechtstreeks het reguliere voortgezet onderwijs in te stromen. In de eoa’s krijgen de leerlingen in principe maximaal twee jaar intensief taalonderwijs. De eoa’s zijn vaak verbonden aan één of meerdere afdelingen, meestal aan het vmbo. Uit de beschikbare data kunnen wij niet achterhalen of deze leerlingen gestart zijn op een reguliere afdeling of op een eoa.