Onderzoekskaders: bijstelling 2022
De ministers van onderwijs hebben de bijgestelde onderzoekskaders vastgesteld zoals die per 1 augustus 2022 gelden in het primair, voortgezet, speciaal en middelbaar beroepsonderwijs. De inspectie stelt jaarlijks de kaders bij, om ze aan te passen op veranderde en nieuwe wet- en regelgeving. De bijstelling van dit jaar is iets uitgebreider dan andere jaren vanwege het coalitieakkoord, dat de basis vormt van het huidige kabinet.
Dit is er veranderd in de verschillende kaders:
In het Onderzoekskader 2021 voor de voorschoolse educatie en het primair onderwijs gaat het bij de bijstelling van dit jaar (2022) om twee inhoudelijke aanpassingen:
- de expliciete opname van basisvaardigheden in de standaarden en
- de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen
In lijn met het Masterplan Basisvaardigheden van de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs gaat de Inspectie van het Onderwijs meer aandacht schenken aan de basisvaardigheden. Daarom is het accent op de basisvaardigheden taal, rekenen en burgerschap duidelijker opgenomen in de standaarden van het kwaliteitsgebied Sturing, Kwaliteitszorg en Ambitie op het schoolniveau (SKA) als de standaarden van het kwaliteitsgebied Besturing, Kwaliteitszorg en Ambitie op bestuursniveau (BKA). De basisvaardigheden en de plek die deze hebben bij de (ontwikkeling van de) visie, ambitie en doelen (beleid) van besturen en scholen krijgen een plek in het toezicht. Hetzelfde geldt voor de invulling, en uitvoering van het beleid en de evaluatie en verantwoording daarvan.
De tweede inhoudelijke aanpassing betreft de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen. Voor de sectoren primair en voortgezet onderwijs is de tekst in de Onderzoekskaders verduidelijkt, zodat helder is wat nieuwe scholen vanaf 1 augustus 2023 kunnen verwachten van het toezicht. Dat gaat zowel over de vorm waarin en het moment waarop toezicht plaatsvindt – uiterlijk een jaar na de start vindt een eerste kwaliteitsonderzoek naar risico’s plaats – als over de wijze van beoordeling.
Nieuwe scholen hebben vaak nog geen representatieve eindresultaten beschikbaar. Voor nieuwe scholen gelden in dat geval - net als voor andere scholen - de beslisregels ’Normering bij niet te beoordelen eindresultaten’.
Tenslotte wordt een tweetal voorschriften van kracht inzake de jaarverslaggeving van onderwijsbesturen. Het ene voorschrift bepaalt dat het jaarverslag in het Nederlands moet zijn geschreven en openbaar moet worden gemaakt. Het andere voorschrift bepaalt dat er een toelichting in het verslag moet worden opgenomen als het publieke eigen vermogen boven de signaleringswaarde uitkomt.
In het Onderzoekskader 2021 voor het voortgezet onderwijs is in de bijstelling van dit jaar (2022) sprake van een grote hoeveelheid technische wijzigingen; dit is het gevolg van de grondige herziening van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) naar de WVO 2020.
Verder zijn er dit jaar twee inhoudelijke aanpassingen:
- de expliciete opname van basisvaardigheden in de standaarden en
- de Wet Ruimte voor Nieuwe Scholen
In lijn met het Masterplan Basisvaardigheden van de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs gaat de Inspectie van het Onderwijs meer aandacht schenken aan de basisvaardigheden. Daarom is het accent op de basisvaardigheden taal, rekenen en burgerschap duidelijker opgenomen in de standaarden van het kwaliteitsgebied Sturing, Kwaliteitszorg en Ambitie op het schoolniveau (SKA) als ook in de standaarden van het kwaliteitsgebied Besturing, Kwaliteitszorg en Ambitie op bestuursniveau (BKA). De basisvaardigheden en de plek die deze hebben bij de (ontwikkeling van de) visie, ambitie en doelen (beleid) van besturen en scholen krijgen een plek in het toezicht. Hetzelfde geldt voor de invulling, uitvoering van het beleid en de evaluatie en verantwoording daarvan.
De tweede inhoudelijke aanpassing betreft de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen. Voor de sectoren primair en voortgezet onderwijs is de tekst in de Onderzoekskaders verduidelijkt zodat helder is wat nieuwe scholen vanaf 1 augustus 2023 kunnen verwachten van het toezicht. Dat gaat zowel over de vorm waarin en het moment waarop toezicht plaatsvindt – uiterlijk een jaar na de start een eerste kwaliteitsonderzoek naar risico’s – als over de wijze van beoordeling.
Nieuwe scholen hebben vaak nog geen representatieve eindresultaten beschikbaar. Voor nieuwe scholen gelden in dat geval - net als voor andere scholen - de beslisregels ’Normering bij niet te beoordelen eindresultaten’.
Tenslotte wordt een tweetal voorschriften van kracht inzake de jaarverslaggeving van onderwijsbesturen. Het ene voorschrift bepaalt dat het jaarverslag in het Nederlands moet zijn geschreven en openbaar moet worden gemaakt. Het andere voorschrift bepaalt dat er een toelichting in het verslag moet worden opgenomen als het publieke eigen vermogen boven de signaleringswaarde uitkomt.
In het Onderzoekskader 2021 voor het speciaal onderwijs is er in de bijstelling van dit jaar (2022) een inhoudelijke aanpassing:
- de expliciete opname van basisvaardigheden in de standaarden.
In lijn met het Masterplan Basisvaardigheden van de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs gaat de Inspectie van het Onderwijs meer aandacht schenken aan de basisvaardigheden. Daarom is het accent op de basisvaardigheden taal, rekenen en burgerschap duidelijker opgenomen in de standaarden van het kwaliteitsgebied Sturing, Kwaliteitszorg en Ambitie op het schoolniveau (SKA) als ook in de standaarden van het kwaliteitsgebied Besturing, Kwaliteitszorg en Ambitie op bestuursniveau (BKA). De basisvaardigheden en de plek die deze hebben bij de (ontwikkeling van de) visie, ambitie en doelen (beleid) van besturen en scholen krijgen een plek in het toezicht. Hetzelfde geldt voor de invulling en uitvoering van het beleid en de evaluatie en verantwoording daarvan.
Daarnaast wordt een tweetal voorschriften van kracht inzake de jaarverslaggeving van onderwijsbesturen. Het ene voorschrift bepaalt dat het jaarverslag in het Nederlands moet zijn geschreven en openbaar moet worden gemaakt. Het andere voorschrift bepaalt dat er een toelichting in het verslag moet worden opgenomen als het publieke eigen vermogen boven de signaleringswaarde uitkomt.
In het Onderzoekskader 2021 voor het middelbaar beroepsonderwijs is in de bijstelling van dit jaar (2022) de opname van het oordeel ‘Zeer zwak’ in de wetgeving verwerkt.
In de Wet Educatie en Beroepsonderwijs is per 1 augustus 2022 een expliciete wettelijke basis aanwezig voor het oordeel ‘Zeer zwak’. Het oordeel Zeer zwak is een besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. Besturen kunnen tegen het oordeel Zeer zwak en tegen de daaruit voortvloeiende waarschuwing (die uiteindelijk kan leiden tot intrekking van het recht om de opleiding te verzorgen) bezwaar maken. Tegen de beslissing op bezwaar kan beroep worden ingesteld.
Een uitzondering geldt voor de situaties waarin de standaard Studiesucces niet kan worden gemeten en beoordeeld. Als deze gevallen zich voordoen kan de inspectie dan ook niet het eindoordeel Zeer zwak geven (en dus ook niet de uiterste consequentie inzetten, namelijk de ontneming van het recht om de opleiding te verzorgen), maar wel het eindoordeel ‘Onvoldoende met risico op bekostigingssanctie’ (met als uiterste consequentie het opschorten of inhouden van de bekostiging).
Hiernaast wordt een tweetal voorschriften van kracht inzake de jaarverslaggeving van onderwijsbesturen. Het ene voorschrift bepaalt dat het jaarverslag in het Nederlands moet zijn geschreven en openbaar moet worden gemaakt. Het andere voorschrift bepaalt dat er een toelichting in het verslag moet worden opgenomen als het publieke eigen vermogen boven de signaleringswaarde uitkomt.
Tenslotte is de nieuwe positie van de Taalschakeltrajecten in het inspectietoezicht in het onderzoekskader mbo verwerkt.
Zoals vastgelegd in de Wet op het Onderwijstoezicht heeft de inspectie over de bijstelling overleg gevoerd met het georganiseerde onderwijsveld (De Ringen).
Ook de kaders voor het niet-bekostigd primair onderwijs en niet-bekostigd voortgezet onderwijs zijn per 1 augustus 2022 bijgesteld.