Plaatsing en toelating in het vo
In het rapport ‘Plaatsing en toelating in het vo’ beschrijven we de bevindingen van het verkennende onderzoek naar de toelating en plaatsing van leerlingen vanuit het basis- naar het voortgezet onderwijs. Uit het onderzoek komt naar voren dat goed volgen en begeleiden van leerlingen van groot belang is voor hun succes op school. Het onderzoek was kleinschalig, daarom zijn de bevindingen indicatief en niet representatief.
Zicht op ontwikkelingen belangrijker dan brede brugklassen
Voor het succes van leerlingen is het van groot belang dat de school goed zicht houdt op de ontwikkeling van leerlingen en daar op inspeelt. Dat lijkt belangrijker voor de onderwijskansen van leerlingen dan plaatsing in zogeheten dakpanklassen - klassen met twee niveaus - of in brede brugklassen. Dat is opmerkelijk, want in het kader van kansengelijkheid worden brede brugklassen juist vaak genoemd als effectieve maatregel. In het onderzoek troffen we daarentegen scholen aan met homogene klassen die veel opstroom realiseren. Anders gezegd: veel leerlingen die na verloop van tijd op een hoger niveau terecht komen dan het basisschooladvies aangaf. Omgekeerd zagen we scholen met een dakpanklas en weinig opstroom. Wat hierbij meespeelt is dat in dakpanklassen regelmatig op het laagste niveau wordt lesgegeven. Een mavo/havo-klas functioneert dan feitelijk als een mavo-klas.
Scholen volgen de regels
De onderzochte scholen houden zich doorgaans aan de nieuwe regelgeving voor toelating en plaatsing. Alleen boden zij niet allemaal de mogelijkheid aan leerlingen om zich aan te melden op meer dan een school. Dat moet wel. Dit hebben de betreffende scholen hersteld.
Hoge verwachtingen, hogere resultaten
In het onderzoek werden 2 groepen van in totaal 14 scholen geselecteerd en met elkaar vergeleken. De ene groep kenmerkt zich door veel opstroom en weinig afstroom in de onderbouw, de andere groep juist door veel afstroom en weinig opstroom in de onderbouw. Scholen met veel opstroom kenmerken zich doordat ze hoge verwachtingen van leerlingen hebben. Ze volgen de ontwikkeling van leerlingen nauwgezet en spelen daar ook op in door passende begeleiding of juist extra uitdaging.
Scholen met weinig opstroom kenmerken zich eerder door strenge overgangsnormen. Zij kijken vooral naar cijfers in plaats van de achterliggende ontwikkeling en de behoefte aan ondersteuning en uitdaging. Ook hebben zij minder hoge verwachtingen.
Uitkomsten sluiten aan bij eerder onderzoek
Het verkennende onderzoek werd in het schooljaar 2017-2018 uitgevoerd. De resultaten van dit verkennende onderzoek sluiten aan bij de uitkomsten van het eerdere brede onderzoek Kansen(on)gelijkheid bij de overgangen po-vo. Daaruit blijkt dat de overgang naar het voortgezet onderwijs niet altijd even soepel verloopt. Ook krijgen zeker leerlingen uit een minder bevoorrecht milieu soms niet de kans om zich op een bepaald niveau te bewijzen.