Inspectie wil onderwijskwaliteit verbeteren door kennis te delen

Het is van groot belang dat scholen en opleidingen streven naar het beste onderwijs en zich continu verbeteren. Dat vraagt ook om stimulerend toezicht door de Inspectie van het Onderwijs. In 2023 kreeg de inspectie de opdracht om in het funderend onderwijs de waardering Goed op schoolniveau en het predicaat Excellente School af te schaffen. Daarom keek de inspectie wat dit betekent voor het stimulerend toezicht.

Om kwaliteitsverbetering in het onderwijs blijvend aandacht te geven, onderzocht de inspectie wat werkt in het stimulerend toezicht. Hieruit blijkt onder meer dat het delen van kennis de kwaliteit van onderwijs vergroot en daarom koos de inspectie dit als speerpunt. Minister Paul voor Primair en Voortgezet onderwijs heeft de Tweede Kamer hierover een brief gestuurd. In deze brief staat hoe de inspectie de komende periode het stimulerend toezicht aanpast en uitbreidt.

Lessen uit dit onderzoek en een internationale toezichtscan

In opdracht van de inspectie heeft onderzoeksbureau Regioplan onderzocht: wat werkt in het stimulerend toezicht en welke lessen leren we uit de aanpak rondom de waardering Goed en het predicaat Excellent? Hieruit bleek dat scholen zich door deelname aan de trajecten Goed en Excellent bewuster zijn van hun sterke kanten en inzien waar nog ruimte is voor verdere ontwikkeling. Ook droeg het bij aan het netwerk en de kennisuitwisseling van de school. Vooral het aanzetten tot nadenken over de eigen ambities en visie en de waarderende toon van gesprekken bleek stimulerend te werken.

Er waren ook nadelen: deelname aan de trajecten leidde soms tot negatieve reacties van andere scholen en besturen. Hierdoor ontstond een gevoel van toegenomen onderlinge concurrentie tussen de scholen, terwijl samenwerking tussen scholen juist de bedoeling is.

Ook onderzocht de inspectie via een internationale toezichtscan hoe andere Europese onderwijsinspecties stimulerend toezicht houden en oordelen. Daaruit blijkt dat zij stimulerend toezicht vrijwel allemaal als belangrijke taak zien. De inspecteur die alleen komt ‘afvinken’ zien we vrijwel nergens meer, terwijl de inspecteur die de dialoog aangaat en aansluit bij de (zelf)evaluaties van de school steeds vaker voorkomt.

Mogelijkheden voor stimulerend toezicht

De inspectie sprak verder met organisaties uit het onderwijsveld en met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het onderwijsveld kan namelijk zelf het beste aangeven wat zij als stimulerend ervaart. Op basis van de onderzoeksresultaten en deze gesprekken wil de inspectie vooral kennisgedreven werken bevorderen. De inspectie heeft veel kennis over goed onderwijs en beschikt over goede voorbeelden uit de alledaagse praktijk. Die kennis wil de inspectie meer verspreiden, zodat ook het onderwijsveld hiervan profiteert. Hiermee wil de inspectie voorkomen dat besturen en scholen/opleidingen niet aan de gestelde eisen voldoen. Want de inspectie treedt niet alleen op als er tekortkomingen zijn, maar wil ook tekortkomingen zoveel mogelijk voorkomen. Lees meer over deze mogelijkheden in ons rapport Versterking stimulerend toezicht.

Hierdoor zijn stimulerend toezicht en toezicht op de naleving geen tegenstellingen, maar liggen ze in elkaars verlengde en versterken ze elkaar. Ook sluit de inspectie aan bij de intrinsieke motivatie van onderwijsprofessionals, onder meer door het erkennen en waarderen van keuzes die goed uitpakken en door bij de specifieke context van het bestuur en de school/opleiding aan te sluiten. Deze aanpak geldt zowel voor het funderend onderwijs als voor het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Hoewel in het mbo de waardering Goed op opleidingsniveau blijft bestaan, gelden de voorstellen ook voor deze sector. De brief is daarom mede namens Minister Dijkgraaf verstuurd.

Implementatie

In de afgelopen jaren voerde de inspectie al diverse veranderingen door, zoals de introductie van de steekproefkwaliteitsonderzoeken en de standaard basisvaardigheden. Voor de inzet van nieuwe werkwijzen en instrumenten is een zorgvuldig proces nodig. Met ingang van het nieuwe onderzoekskader in 2027 moeten alle interventies inzetbaar zijn. Tot die tijd bekijkt de inspectie hoe dit gefaseerd kan worden gedaan. De inspectie werkt het implementatieplan voor het nieuwe kader in de loop van 2025 uit en neemt daarbij de planning voor deze maatregelen mee.

Nieuwe en verbeterde interventies

De inspectie stelt een aantal nieuwe interventies voor. Denk bijvoorbeeld aan het invoeren van een ‘nabelcontact’. Na elk onderzoekstraject belt de inspectie met scholen/opleidingen en besturen. Ook ontwikkelt de inspectie een kennis- en communicatieagenda, waarin belangrijke thema’s aandacht krijgen. Met de inzet van bijvoorbeeld podcasts en webinars wil de inspectie een grote groep onderwijsprofessionals bereiken.

Daarnaast wil de inspectie ervaring opdoen met integrale inspecties: de inspectie doet tegelijkertijd onderzoek bij meerdere besturen, samenwerkingsverbanden en scholen/opleidingen in 1 regio. Dit draagt bij aan een gedeeld beeld van de maatschappelijke opgave in een regio en het stimuleren van meer samenhang in de aanpak. Dit voorjaar is de inspectie al gestart met een pilot.

Ook gaat de inspectie standaard schriftelijk feedback geven aan scholen en opleidingen die deel uitmaken van een themaonderzoek. Zo krijgen scholen/opleidingen meer inzicht in hoe zij het op het onderzochte thema presteren, ook in verhouding tot andere instellingen. Daarnaast bekijkt de inspectie samen met het veld of en hoe het betrekken van een eigen docent bij het inspectieonderzoek interessant en haalbaar is. Ook een verrijking van rapporten met benchmarkgegevens behoort tot de mogelijke nieuwe interventies van de inspectie.

Er kwam ook naar voren dat een aantal aspecten van het huidige toezicht al stimulerend werkt. Ook daar wil de inspectie onderdelen nog verder ontwikkelen. Bij de professionalisering van inspecteurs komt er extra aandacht voor de stimulerende aspecten van het toezicht. En ook is er extra aandacht voor het stimulerende karakter van rapporten. Wel moet het onderscheid tussen naleven en stimuleren duidelijk blijven. Op stelselniveau gaat de inspectie vaker goede voorbeelden communiceren. Niet omdat de inspectie zegt dat het zo moet, maar omdat scholen zo zelf van elkaar kunnen leren.