Passend onderwijs: de gevolgen voor het toezicht
Passend onderwijs is op 1 augustus 2014 van start gegaan. Sinds dat moment houden we ook toezicht op de samenwerkingsverbanden passend onderwijs: zij zorgen er voor dat voor elke leerling een passende plek beschikbaar is, rekening houdend met de regionale context. Toezicht op de uitvoering van passend onderwijs zelf gebeurt op de scholen. Het toezicht op de scholen (po, vo, (v)so) groeit mee met de veranderingen die in dit kader plaatsvinden.
Waar het toezicht in de eerste jaren met name gericht was op het volgen en stimuleren van de ontwikkelingen binnen de samenwerkingsverbanden en scholen, richten we ons nu meer op de bestuurlijke verantwoordelijkheid.
De uitgangspunten van het toezicht zijn
- Het toezicht beoordeelt en handhaaft: dit is de basis van het vernieuwde toezicht; het nieuwe onderzoekskader beschrijft het wettelijk kader voor het toezicht op de scholen en samenwerkingsverbanden. Deze basis ligt in de Wet passend onderwijs, wat regelmatig een verwijzing is naar de betreffende sectorwet (de Wet primair onderwijs (WPO), de Wet voortgezet onderwijs (WVO), de Wet op de expertisecentra (Wec), maar ook op bijvoorbeeld de Leerplichtwet of de Wet voor de medezeggenschap op scholen);
- Het toezicht waardeert en stimuleert: wij stimuleren samenwerkingsverbanden en scholen om de uitvoering van passend onderwijs actief aan te pakken. Waar dit verder reikt of kan reiken dan de basiskwaliteit (de deugdelijkheidseisen) kunnen we dit waarderen met het oordeel ‘goed’.
Bij passend onderwijs zijn verschillende partijen actief: scholen, besturen, samenwerkingsverbanden, gemeenten en externe deskundigen. Daarom betrekken we sinds het schooljaar 2015/2016 nadrukkelijk ook ervaringen van direct en indirect betrokkenen bij passend onderwijs bij het toezicht op de samenwerkingsverbanden. Zo leggen we een verband tussen de activiteiten van het samenwerkingsverband en de ervaringen daarmee van betrokkenen in de scholen.
In het schooljaar 2016/2017 is een volgende stap gezet: we voerden pilots uit waarbij we onderzoeken bij schoolbesturen (en hun scholen) samen lieten lopen met het toezicht op een samenwerkingsverband waarbij dat schoolbestuur is aangesloten. Het doel hiervan is om nog directer een verband tussen het beleid van een samenwerkingsverband en de sturing hiervan door het schoolbestuur. Deze opzet van een ‘samenloop’ van beide toezichtgebieden gaan we in de komende schooljaren voortzetten; de ervaringen van de pilots gebruikten we bij de verdere ontwikkeling van deze manier van toezicht houden.
Toezicht in de geest van de wet
Het toezicht op de samenwerkingsverbanden en passend onderwijs op de scholen richt zich op de geest van de Wet passend onderwijs. Zo is het voorkómen van thuiszitters een belangrijk element in ons toezicht, maar ook het bevorderen van betrokkenheid en inspraak van leraren en ander personeel en bijvoorbeeld de beperking van de bureaucratie. Bij toezicht op wettelijke voorschriften richten wij ons zoals altijd op de persoon die verantwoordelijk is voor de naleving van deze wettelijke voorschriften.