Aantal uren lichamelijke opvoeding
Het vak lichamelijke opvoeding kreeg bij het vervallen van de wettelijke lessentabel in 2005 een beschermde status. Hiermee wil de overheid garanderen dat leerlingen in het voortgezet onderwijs voldoende uren lichamelijke opvoeding krijgen. De beschermde status betekent dat scholen het aantal uur lichamelijke opvoeding moeten geven dat voor 1 augustus 2005 op het rooster stond.
Scholen geven aan dat niet altijd duidelijk is wat de borging voor het vak lichamelijke opvoeding voor vwo, havo en vmbo die in de wet is opgenomen voor hen betekent. We geven hieronder onder andere toelichting over het aantal uren lichamelijke opvoeding dat scholen moeten geven en hoe we omgaan met signalen die we hierover regelmatig ontvangen.
Hoe moeten scholen het vak lichamelijke opvoeding aanbieden en voor hoeveel uur?
Scholen moeten het vak lichamelijke opvoeding elk leerjaar en gespreid over de weken van het schooljaar aanbieden. Verder moeten de scholen zoveel tijd besteden aan het vak als nodig is om aan de inhoudelijke eisen te voldoen. Het gaat om praktische bewegingsactiviteiten en om eisen van kwaliteit, intensiteit en variëteit die concreet in kerndoelen en examenprogramma’s zijn opgenomen. Bij die inhoudelijke eisen gaan we uit van de situatie zoals die op 1 augustus 2005 gold. Gemiddeld komt dit neer op 2,5 lesuren voor vmbo, 2,2 lesuren voor de havo en 2 lesuren voor het vwo. We gaan uit van lesuren van 50 minuten en 40 schoolweken per leerjaar. U kunt hierover uitgebreider informatie lezen in de notitie Hoeveel uren lichamelijke opvoeding moeten worden gegeven op scholen voor voortgezet onderwijs?
Signalen over het aantal uren lichamelijke opvoeding
Als inspectie krijgen we regelmatig signalen over dat scholen te weinig uren besteden aan lichamelijke opvoeding. Dit soort signalen bespreken we met de school en het bestuur. Als blijkt dat er inderdaad te weinig uren lichamelijke opvoeding worden gegeven, dan maken wij herstelafspraken met het bestuur en de school.
Flexroosters en modernisering onderwijstijd
Nu steeds meer scholen overstappen op flexroosters krijgen wij vaak de vraag waarom voor het vak lichamelijke opvoeding niet 20% van de lestijd facultatief gemaakt mag worden. In eerste plaats is dat omdat de wettelijke urenbescherming weliswaar is vervallen, maar er door een amendement een uitzondering is gemaakt voor het vak lichamelijke opvoeding. Daarnaast gaat de Wet modernisering onderwijstijd uit van het realiseren van kerndoelen en examenprogramma’s, waarbij voor het vak lichamelijke opvoeding geldt dat voldaan moet worden aan een aantal eisen. Het aantal uren voor het vak lichamelijke opvoeding en de eisen waaraan het vak moet voldoen, hebben tot gevolg dat 2,5 uur op het vmbo, 2,2 uur op de havo en 2 uur op het vwo een uitgangspunt is waar scholen moeilijk omheen kunnen.
Ruimte om op individuele basis af te wijken
De Wet modernisering onderwijstijd biedt scholen de ruimte om de verschillende onderwijsprogramma’s meerjarig in te plannen en om op individuele basis af te wijken van de urennorm, om zodoende maatwerk te kunnen bieden aan leerlingen. Uitgangspunt van de wet is dat scholen verantwoordelijk omgaan met deze ruimte. Onder meer door de rol en positie van de medezeggenschapsraad ten aanzien van onderwijstijd zijn er op schoolniveau goede waarborgen dat deze ruimte adequaat, professioneel en integer wordt benut. Het toezicht van de inspectie vormt de sluitsteen van deze benadering. De maat bij een verscherpt toezichtregime is in ieder geval artikel 2.33, lid 4 Wet voortgezet onderwijs 2020 (WVO 2020) waarin staat dat lichamelijke opvoeding:
“… in zodanige substantiële omvang en schooltijd (wordt aangeboden) dat wordt voldaan aan de eisen op het gebied van kwaliteit, intensiteit en variëteit van de bewegingsactiviteiten neergelegd in kerndoelen en examenprogramma’s.”