Suggesties focusgroep voor het verbeteren van burgerschapsonderwijs
De reflectie op de peilingsresultaten door de focusgroep en het gesprek dat daaruit voortkwam, leverden gedachten en ideeën op om burgerschapsonderwijs verder te verbeteren. Met het delen van deze suggesties hopen we aanknopingspunten en inspiratie te bieden voor iedereen die betrokken is bij burgerschapsonderwijs en hierin volgende stappen wil zetten. In het rapport Peil.Burgerschap vindt u vanaf pagina 19 een overzicht van de focusgroep-deelnemers en een uitgebreide weergave van het gesprek.
Wat is er nodig om burgerschapsonderwijs verder te versterken?
Volgens de focusgroep verduidelijkt de nieuwe wet weliswaar de wettelijke verplichtingen, maar zal deze niet direct en vanzelfsprekend leiden tot een meer doelgericht en samenhangend aanbod voor burgerschap. Besturen en scholen moeten hiermee actief aan de slag en dat vraagt inspanningen, expertise, materialen en ondersteuning.
Om het burgerschapsonderwijs verder te verstevigen zou er daarnaast een impuls nodig zijn op de initiële opleidingen en in de nascholing. Leerkrachten kunnen zo beter worden toegerust voor het verzorgen van het burgerschapsonderwijs aan hun leerlingen, ook daar waar het gaat om de maatschappelijke aspecten van burgerschap. Bovendien is het belangrijk dat scholen ook op het gebied van burgerschap goed vast kunnen stellen of het onderwijs de beoogde doelen bereikt. Daarvoor is het wenselijk dat verder verduidelijkt wordt naar welke doelen scholen toe dienen te werken en dat scholen kunnen beschikken over passende instrumenten om hun onderwijs te evalueren. Tot slot kan ook de inspectie helpen volgens de focusgroep, door goed duidelijk te maken hoe zij toeziet op wat de wetgever van besturen en scholen verwacht op het gebied van burgerschapsvorming.
Suggesties voor de onderwijspraktijk
Binnen scholen gebeurt elke dag al heel veel op het gebied van burgerschap, bijvoorbeeld daar waar het gaat over sociale omgang. Dat is een mooie basis om op voort te bouwen. De focusgroep acht het raadzaam dat besturen en scholen voor zichzelf een kader vaststellen om op basis daarvan hun burgerschapsonderwijs vorm te geven. Zo’n kader zou leerdoelen en leerlijnen moeten bevatten die richting geven aan het burgerschapsonderwijs en die leerkrachten houvast geven. Het stelt hen in staat om meer systematisch te werken aan de afgesproken doelen voor burgerschap.
Voor een gedeelde visie op burgerschap is het belangrijk om daarover als bestuur en schoolteam in gesprek te gaan. In dat gesprek is het ook belangrijk om het burgerschapsonderwijs met elkaar te expliciteren: wanneer vinden we dat we met burgerschap bezig zijn? Wat is eigenlijk burgerschapsonderwijs? En hoe past dat bij de visie van de school? Wat willen we onze kinderen meegeven als burger? Burgerschapsvorming vraagt dat leerkrachten regelmatig daarover het gesprek met elkaar aangaan, bijvoorbeeld over de normen die worden gehanteerd en de waarden die daaronder liggen. Karl Smits ziet hierbij een belangrijke rol voor schoolleiders: “Ik vind dat wij als schoolleiders de leiding en verantwoordelijkheid moeten nemen in het expliciet maken van de burgerschapsvisie van de school en het stimuleren van het gesprek over burgerschapsvorming.”
“Sturing op burgerschap is niet alleen erop letten, maar sturing is ook voorleven”, zo stelt Mirjam van der Ven. Hiervoor is het volgens de focusgroep belangrijk om te beseffen dat de hele school, en niet alleen de klas, een oefenplaats is voor burgerschap. Dat voorleven kan op elk niveau, van bestuur tot en met leerkracht. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om zaken als conflicthantering.
Om in het onderwijs het perspectief van leerlingen te kunnen verbreden, is het noodzakelijk dat leerkrachten zelf een breed perspectief hebben. Sophie Verhoeven: “Dit vereist een brede oriëntatie op de wereld en uitgaan van de complexiteit van deze wereld. Het vraagt van leerkrachten om niet bang te zijn deze complexiteit bespreekbaar te maken.” Hier ligt wat de focusgroep betreft een taak voor bestuurders en schoolleiders; er moet een breedgedragen doelstelling zijn om te komen tot een brede oriëntatie op de wereld. Dat is geen zaak voor alleen de individuele leerkracht.
In het verlengde van het kader met afspraken over doelen en leerlijnen is het volgens de focusgroep belangrijk om het burgerschapsonderwijs en het effect daarvan te volgen en te evalueren. Daar is een passende methodiek voor nodig. “Het is belangrijk om resultaten inzichtelijk te maken. Zo wordt ook duidelijk dat burgerschapsonderwijs niet vrijblijvend is. Het mag niet beperkt blijven tot goede bedoelingen. De inzet moet ook voortgang opleveren. Door de stapjes klein te maken, maak je doelen concreter en beter te evalueren,” zegt Marianne Pas. De focusgroep merkt hierbij wel op dat er onvoldoende goede en erkende instrumenten zijn om burgerschapscompetenties op leerlingniveau te meten.
Suggesties voor onderwijsbeleid
De aanscherping van de wet per augustus 2021 legt de verantwoordelijkheid voor burgerschapsonderwijs bij besturen, maar besturen vinden het lastig om hieraan vorm te geven. De focusgroep raadt onder meer de PO-Raad, de profielorganisaties en onderwijsadviesbureaus daarom aan om besturen de hand te reiken en hen te ondersteunen bij het invullen van deze wettelijke opdracht. Besturen zouden zo op hun beurt beter in staat zijn om scholen te helpen bij het inrichten van burgerschapsonderwijs.
Van een landelijk curriculum of van wettelijk vastgelegde kerndoelen specifiek voor burgerschapsonderwijs is op dit moment geen sprake. Volgens de focusgroep kunnen specifieke en meer concrete kerndoelen scholen meer duidelijkheid geven over wat er van hen gevraagd wordt op het gebied van burgerschap. Scholen hebben meer handvatten nodig. Leerkracht Rozerin Top verwoordt dat als volgt: “Het is voor scholen belangrijk om een beeld te hebben bij de essentie van burgerschap. De leerdoelen zouden concreter beschreven moeten zijn, niet alleen globaal.”
Tot slot zou de Inspectie van het Onderwijs volgens de focusgroep besturen en scholen ook goed duidelijk moeten maken hoe ze toeziet op burgerschapsonderwijs en de eisen die de wetgever daaraan stelt.
Om leraren op het gebied van burgerschap goed toegerust de scholen in te laten gaan, zou volgens de focusgroep een impuls nodig zijn op de lerarenopleidingen. Meer structurele, stevige en eenduidige aandacht in het curriculum helpt daarbij. Sophie Verhoeven: “Er zijn op dit vlak al veel stappen gezet, maar ik weet niet of het voldoende is om leraren in opleiding toe te rusten. De aangescherpte wet geeft ons wel weer meer richting om hieraan een impuls te geven. Onderlinge afstemming tussen lerarenopleidingen over wat er gebeurt op het gebied van burgerschapsonderwijs zou mooi zijn.” Esther van den Berg voegt daaraan toe dat burgerschap ook niet echt een onderwerp in de opleiding van schoolleiders is. Ook daar zou meer aandacht voor mogen komen, buiten de aandacht die er al is voor bijvoorbeeld conflicthantering.
Het burgerschapsonderwijs zou gebaat zijn bij meer regie vanuit grootstedelijk beleid, volgens de focusgroep. Daarvoor is het wel nodig dat alle gemeentes op de hoogte zijn van de wetswijziging die per 1 augustus 2021 inging en dat zij hierbij ook een regierol voor zichzelf weggelegd zien. Mirjam van der Ven geeft aan dat gemeentes en enorme rol kunnen spelen als ambassadeur op het gebied van burgerschap en in de infrastructuur.
De focusgroep is van mening dat als het gaat over burgerschap er vaak aandacht is voor scholen waar het niet goed gaat. Er zou wat hen betreft meer aandacht mogen zijn voor scholen die op een goede manier werken aan burgerschap, als voorbeeld voor andere scholen. Pieter van Rees: “Het valt mij op dat als het in de politiek over burgerschapsvorming gaat, het vaak gaat over groepen die afwijken van de norm en dat daar ingegrepen moet worden. Dat heeft naar mijn idee niets met onderwijskwaliteit of het verbeteren daarvan te maken. De focus zou wat mij betreft minder moeten liggen op corrigeren en meer op het bieden van ondersteuning en het beschikbaar stellen van good practices.” Overigens valt er ook te leren van slechte voorbeelden, geeft Lianne Hoek aan: “Sommige negatieve ervaringen hebben tot een goed gesprek geleid. Ook dat brengt ons verder.”
Suggesties voor vervolgonderzoek
Voor inzicht in het daadwerkelijke burgerschapsonderwijs is nog diepgaander onderzoek nodig naar wat er in de klas precies gebeurt. Daardoor ontstaat een beeld van de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs. “Je wilt weten wat die leerkracht doet in die 4 uur burgerschapsonderwijs per week,” zegt Hans Aalbersberg. De focusgroep raadt daarbij bijvoorbeeld aan om niet alleen te kijken naar welke methode gebruikt wordt, maar ook naar hoe die gebruikt wordt en of het methodegebruik effectief is.
Burgerschapscompetenties van leerlingen zijn nu vooral gemeten binnen de context van de school. De focusgroep geeft aan dat het zinvol is om ook te kijken naar andere contexten waarin leerlingen zich bevinden en naar verschillen in contexten tussen scholen. Om echt iets te kunnen zeggen over de ontwikkeling van burgerschapscompetenties is het belangrijk om ons bewust te zijn van de (soms bescheiden) rol van onderwijs hierin, volgens Sophie Verhoeven. “We moeten onze rol niet overschatten. De manier waarop je in de wereld staat, heeft te maken met alles wat je meemaakt in de wereld. Niet alleen in de klas, maar ook thuis of in de sportsituatie.”
Het bestaande onderzoek naar burgerschap is erg tekstueel en verbaal. Door interdisciplinair onderzoek gaan er meer deuren open, geeft Mirjam van der Ven aan. Door andere onderzoeksvormen, zoals observaties en interviews, kan een doelgroep zoals het speciaal onderwijs ook beter meegenomen worden. Karl Smits is daarbij voorstander van het aangaan van het gesprek: “Door in gesprek te gaan en een band op te bouwen, haal je andere informatie op.”