Onderwijsprofessionals over de onderzoeksresultaten
Hoe kunnen we de resultaten van Peil.Burgerschap einde s(b)o duiden? Een focusgroep van professionals uit de onderwijspraktijk, het onderwijsbeleid en het onderwijsonderzoek ging hierover met elkaar in gesprek. Graag delen we de hoofdlijnen van het gesprek met u. Op basis hiervan kunt u op school zelf ook in gesprek gaan over de resultaten van de peiling en mogelijke vervolgacties.
Visie op burgerschapsonderwijs is nodig, maar vaak nog niet geformuleerd
Het merendeel van de s(b)o-schoolleiders geeft in het peilingsonderzoek aan, dat de visie op burgerschap niet expliciet is geformuleerd, maar onderdeel is van de algemene visie van de school of de visie op de sociaal-emotionele ontwikkeling. Leerkrachten in het s(b)o geven daarentegen overwegend aan, het burgerschapsonderwijs op eigen wijze te concretiseren.
De focusgroep is van mening dat een gezamenlijk uitgewerkte visie, gericht op de eigen leerlingpopulatie, nodig is voor burgerschapsonderwijs op scholen. Tegelijkertijd herkennen de focusgroepdeelnemers de bevinding dat deze schoolbrede visie vaak ontbreekt.
“Bij sommige scholen of besturen staat nog niets op papier. Daardoor wordt er ook minder aan burgerschapsonderwijs gedaan. Ik ken echter ook scholen en besturen die heel bewust aan de slag zijn gegaan met het opstellen van een visie, bijvoorbeeld met het stappenplan dat SLO daarvoor aanbiedt. Door het zo bewust op te pakken, gaat het leven. Het voeren van het gesprek over wat je verstaat onder burgerschap is het startpunt.”
Jessy van Meer, interim-directeur speciaal onderwijs en onderwijsadviseur
“Stel jezelf als schoolteam de vraag: ‘Waartoe dient ons burgerschapsonderwijs?”
Erik Renkema, adviseur identiteit, Verus
Persoonsvorming en sociaal-emotionele ontwikkeling zijn voorwaarden voor leren en participeren en krijgen daarom veel aandacht
Uit de peiling blijkt dat op de s(b)o-scholen bij burgerschap de meeste aandacht wordt besteed aan doelen die gaan over persoonsvorming en sociale omgang, zoals het oplossen van conflicten. De maatschappelijke doelen krijgen verhoudingsgewijs de minste aandacht op de s(b)o-scholen.
“Burger zijn begint met bedenken wie je bent als burger. Daarom is persoonsvorming zo belangrijk.”
Astrid Berendsen, voorzitter college van bestuur, De Onderwijsspecialisten
Beperkt volgen van ontwikkeling burgerschapscompetenties is het gevolg van het ontbreken van doelen en meetinstrumenten
Het peilingsonderzoek laat zien dat de meerderheid van de leerkrachten de ontwikkeling van burgerschapscompetenties van leerlingen niet volgt. Waar ontwikkelingen wel worden bijgehouden, gebeurt dit vooral voor sociale vaardigheden, samenwerken en redzaamheid, gevolgd door houdingen en zelf-aspecten (bijvoorbeeld zelfvertrouwen en zelfregulatie). Voor de zelf-aspecten houden so-leerkrachten vaker leerresultaten bij dan sbo-leerkrachten (sbo 59%; so 80%).
De focusgroep merkt op dat er nog geen specifieke kerndoelen voor het leergebied burgerschap zijn. Daardoor is het volgens gespreksdeelnemers moeilijker om te meten of doelen worden behaald. Dat leerresultaten op het vlak van zelf-aspecten beter worden bijgehouden in het so dan in het sbo, is volgens de focusgroep mogelijk te verklaren doordat van leerlingen in het so bij de intake op school meer gegevens op dit vlak bekend zijn dan van sbo-leerlingen.
“We moeten burgerschapscompetenties meten volgens de wet. Het ontbreekt hiervoor echter aan passende instrumenten.”
Jessy van Meer, interim-directeur speciaal onderwijs en onderwijsadviseur
Ervaren belemmeringen bij het lesgeven over seksuele diversiteit en weerbaarheid zijn leerkrachtafhankelijk
Op s(b)o-scholen is volgens de schoolleiders en leerkrachten in het peilingsonderzoek in de lessen veel aandacht voor seksuele diversiteit, seksuele vorming en (met name) bevordering van seksuele weerbaarheid. De meerderheid van de schoolleiders en leerkrachten geeft in de peiling aan niet of nauwelijks belemmeringen te ervaren bij de invulling van het onderwijs over seksuele diversiteit, vorming en weerbaarheid.
Deze resultaten worden niet door iedereen in de focusgroep evenzeer herkend. Zo worden er volgens deelnemers in de praktijk wel belemmeringen ervaren, bijvoorbeeld als gevolg van opvattingen van ouders. De focusgroep geeft aan dat hetgeen besproken kan worden, ook afhankelijk is van de leerkracht en diens vaardigheden.
“Er is nog een wereld te winnen als het gaat om de bespreekbaarheid van onderwerpen zoals seksuele weerbaarheid en diversiteit.”
Edith Eeltink, bovenbouwleerkracht en lid werkgroep burgerschap, sbo Aventurijn
“Het is te vaak afhankelijk van de leerkracht hoe de leerlingen voorbereid worden. Er ligt een taak voor de maatschappij en alle lerarenopleidingen om leerkrachten en leerlingen nog beter voor te bereiden.”
Lisa de Schaepmeester, postdoctoraal onderzoeker, Universiteit Gent
Diverse verklaringen voor verschillen in ervaren bekwaamheid tussen sbo- en so-leerkrachten
Leerkrachten geven in het onderzoek aan dat zij zich overwegend behoorlijk bekwaam voelen in het lesgeven over burgerschapsonderwerpen, iets meer nog over algemene burgerschapsaspecten dan over het politieke systeem. Wel schatten sbo-leerkrachten zichzelf hoger in dan so-leerkrachten als het gaat om het lesgeven over kritisch en zelfstandig denken en over seksuele diversiteit, seksuele vorming en seksuele weerbaarheid.
Het verschil in ervaren bekwaamheid tussen sbo- en so-leerkrachten wekt bij de focusgroep enige verbazing. Volgens de deelnemers zou het kunnen dat voor so-leerlingen, gegeven de problematiek bij deze doelgroep, deze onderwerpen wellicht complexer zijn en dat de ervaren bekwaamheid van de leerkrachten daarmee verband houdt. Er speelt volgens de focusgroep ook een ander aspect: burgerschapsonderwerpen zoals seksuele diversiteit zijn maatschappelijk gevoelige onderwerpen. Mogelijk vinden leerkrachten het daarom lastiger om deze onderwerpen te bespreken. Op de vraag hoe de ervaren bekwaamheid van leerkrachten op deze onderwerpen kan worden vergroot, geven de gespreksdeelnemers aan dat lesmethoden hieraan zouden kunnen bijdragen. Die methoden zijn voor burgerschap in het so en sbo echter beperkt beschikbaar.
“Politieke systemen, zoals onze democratische rechtsstaat en de Europese Unie, zijn ontzettend complex voor leerlingen. En mogelijk hebben leerkrachten er zelf ook onvoldoende kennis van om hier zelfverzekerd les over te kunnen geven, omdat het weinig aandacht krijgt in hun opleiding en nascholing.”
Robin Gruijters, eerstegraads docent maatschappijleer en maatschappijwetenschappen, Valuascollege
Verschillen in houding en vaardigheden tussen leerlingen van verschillende schooltypen zijn lastig te duiden
Schoolverlaters in het sbo of so hebben minder burgerschapskennis dan groep 8-leerlingen in het bo, zo blijkt uit de peiling. Bij het kunnen toepassen van burgerschapskennis verschillen so-leerlingen en bo-leerlingen nauwelijks van elkaar.
Volgens de focusgroep kan het verschil in burgerschapskennis worden verklaard doordat leerlingen in het sbo, anders dan leerlingen in het basisonderwijs, vaak het uitstroomprofiel vmbo-basis of -kader of praktijkonderwijs hebben. Dat dit samenhangt met een lager kennisniveau op het gebied van burgerschap verbaast de leden van de focusgroep dan ook niet. In het voormalig cluster 4 van het so lopen de uitstroomprofielen veel meer uiteen en zijn de niveauverschillen groot. Het zou daardoor kunnen komen, zo geeft de focusgroep aan, dat so-leerlingen nauwelijks verschillen van bo-leerlingen in het kunnen toepassen van burgerschapskennis, en dat sbo-leerlingen daarin meer verschillen van bo-leerlingen. Het is in dat geval opmerkelijk dat de burgerschapskennis zelf wel aanzienlijk verschilt tussen so- en bo-leerlingen. Dat de verschillen in burgerschapskennis tussen sbo en bo nog wat groter zijn, vindt de focusgroep niet vreemd.
“Het sbo kent een andere leerlingpopulatie, met andere cognitieve mogelijkheden.”
Machteld Rohn, senior beleidsadviseur speciaal onderwijs, PO-Raad
Grotere verschillen op klasniveau in s(b)o dan in bo door een verminderde rol van de thuiscontext
We vinden in de peiling in het s(b)o grotere verschillen tussen klassen dan in het bo als het gaat om de burgerschapskennis van leerlingen en hun vaardigheid in het toepassen ervan. Dit betekent dat het feit dat leerlingen in dezelfde klas zitten, en daarmee aan vergelijkbare omstandigheden worden blootgesteld, in het s(b)o een groter deel van de verschillen in (toegepaste) burgerschapskennis tussen leerlingen verklaart dan in het bo.
“In het sbo en so krijgen kinderen in de thuissituatie mogelijk minder burgerschapskennis en -vaardigheden mee. Ze zijn voor het ontwikkelen hiervan dan ook in grotere mate afhankelijk van wat ze op school en in de klas leren.”
Lisa de Schaepmeester, postdoctoraal onderzoeker, Universiteit Gent
Voorbeeldgedrag en aandacht voor conflictsituaties beïnvloeden mogelijk de leerlingattitude
In dit peilingsonderzoek brachten we de kennis, vaardigheden en attitude in kaart voor de 4 sociale taken/domeinen, die jongeren als burgers in onze samenleving moeten kunnen vervullen: omgaan met conflicten, omgaan met verschillen, democratisch handelen en maatschappelijk verantwoord handelen. We zien dat leerlingen in het s(b)o een weinig positieve attitude laten zien op de stellingen bij het domein ‘omgaan met conflicten’, hoewel leraren dit zien als een leerdoel waaraan ze veel aandacht geven.
Een positieve manier om aandacht te geven aan omgaan met conflicten is volgens de focusgroep het voorleven hoe je met elkaar omgaat. Voorbeeldgedrag dus, van bestuur, via schoolleiding en leerkrachten tot en met de leerlingen, in bijvoorbeeld een leerlingenraad.
“Een goed georganiseerde leerlingenraad is een heel mooi voorbeeld van burgerschapsvorming. Je kunt elkaar dan aanspreken op wat je met elkaar hebt afgesproken.”
Marianne den Otter, docent Master Special Educational Needs, Fontys Hogescholen
Beperkt zelfvertrouwen bij leerlingen is een mogelijke oorzaak van de lage inschatting van de eigen vaardigheid maatschappelijk verantwoord handelen
Leerlingen schatten zichzelf, op basis van het beperkte aantal voorgelegde onderzoeksvragen over dit aspect, in als weinig vaardig op het domein ‘maatschappelijk verantwoord handelen’. Zo schat de 10% minst vaardige leerlingen zichzelf op alle opgaven bij het domein ‘maatschappelijk verantwoord handelen’ in als weinig vaardig.
De verklaring voor de uitkomst dat juist de vaardigheden op het domein maatschappelijk verantwoord handelen door leerlingen laag wordt ingeschat, wordt door de focusgroep gezocht in het feit dat er door de leerkracht niet vaak aandacht wordt besteed aan bijvoorbeeld de democratie en de Grondwet.
“Het lijkt te maken te hebben met het zelfvertrouwen van deze leerlingen in het algemeen. Ze zijn als sbo- of so-leerlingen als het ware gelabeld. Ze hebben daardoor wellicht al een beperkter zelfvertrouwen en voelen een grotere afstand tot de maatschappij.”
Robin Gruijters, eerstegraads docent maatschappijleer en maatschappijwetenschappen, Valuascollege
Seksuele weerbaarheid hangt samen met onder meer het klasklimaat en de relatie leerling-leerkracht
S(b)o-leerlingen in klassen met ruimte voor discussie, met een goede relatie met de leerkracht en op scholen met een uitgewerkte visie, laten in het onderzoek een hogere seksuele weerbaarheid zien. Ook zien we dat de eigen seksuele weerbaarheid door sbo-leerlingen hoger wordt ingeschat dan door so-leerlingen, als we rekening houden met achtergrondkenmerken van deze leerlingen.
De positieve samenhang van seksuele weerbaarheid met het klasklimaat, de relatie leerkracht-leerling en een uitgewerkte visie is goed te verklaren, vindt Werner Willemsen. Hij ziet het als een bevestiging van de kracht van het onderwijssysteem op scholen.
Werner Willemsen, bestuurder, Punt Speciaal Onderwijsgroep
Keuze voor burgerschapsactiviteiten hangt samen met burgerschapscompetenties
Uit het peilingsonderzoek blijkt dat leerlingen in het s(b)o het vaakst burgerschapsactiviteiten ondernemen die dicht bij hun belevingswereld staan. Een derde van de s(b)o-leerlingen volgt heel vaak of best vaak het nieuws. Dit gebeurt vooral op tv, internet of via sociale media. Het onderzoek laat ook zien dat het mediagebruik van leerlingen, de ruimte voor discussie in de klas en een goede leerkracht-leerling relatie samengaan met een positievere attitude ten aanzien van burgerschap.
“Als we leerlingen in hun eigen context opvoeden, dan komen ze er niet. We leven in een complexe samenleving waarin veel polarisatie is. Als we leerlingen willen opvoeden in een samenleving waarin ze een positieve bijdrage kunnen leveren, dan moeten we ze leren hoe ze kunnen bijdragen aan een mooie(re) wereld.”
Marianne den Otter, docent Master Special Educational Needs, Fontys Hogescholen
Meer informatie
In Peil.Burgerschap einde (s)bo 2020-2021 leest u meer bevindingen van de focusgroep en vindt u suggesties van de onderwijsprofessionals voor een volgende peiling naar burgerschap in het sbo en so. U vindt de informatie in deel A, hoofdstuk 1 Reflectie en discussie.