Prestaties schoolverlaters
Specifiek voor dit peilingsonderzoek zijn meetinstrumenten ontwikkeld voor luisteren, spreken en gesprekken voeren. Hierbij zijn de referentieniveaus voor mondelinge taalvaardigheid die van toepassing zijn op het primair onderwijs (fundamenteel niveau 1F en streefniveau 1S/2F) als uitgangspunt genomen.
Om de prestaties van de leerlingen te kunnen relateren aan de referentieniveaus, bepaalden experts zogenoemde grenspunten voor het beheersen van deze niveaus voor luisteren, spreken en gesprekken voeren. Deze grenspunten zijn gebruikt om de scores van de leerlingen te duiden. Voor de subdomeinen spreken en gesprekken voeren rapporteren we alleen over het fundamenteel niveau 1F. De reden hiervoor is dat de opdrachten minder geschikt waren om vaardigheden op niveau 1S/2F in kaart te brengen. Bovendien geldt voor deze subdomeinen dat de uitspraken over de beheersing van de referentieniveaus geïnterpreteerd moeten worden binnen de context van de afgenomen taken.
Ambities (veel) te hoog voor sbo en so
Bij de introductie van de referentieniveaus is de ambitie uitgesproken dat minimaal 85 procent van alle leerlingen aan het einde van het primair onderwijs het fundamentele niveau 1F beheerst en minimaal 65 procent het streefniveau 1S/2F. In het sbo behaalt respectievelijk 41, 68 en 41 procent van de leerlingen het fundamentele niveau 1F voor luisteren, spreken en gesprekken. In het so is dit 66, 79 en 49 procent. Het peilingsonderzoek Mondelinge taalvaardigheid in het regulier basisonderwijs liet zien dat eind groep 8 95, 92 en 87 procent van de leerlingen niveau 1F voor luisteren, spreken en gesprekken beheerst. Van de sbo-leerlingen beheerst 7 procent ook voor luisteren niveau 1S/2F en van de so-leerlingen is dit 20 procent. In het basisonderwijs is dit 40 procent.
Er zijn grote verschillen tussen de luister-, spreek- en gespreksvaardigheid van leerlingen in de verschillende leerroutes. Sbo- en so-leerlingen in leerroute 1, met uitstroomprofiel vmbo-gl/tl, havo of vwo, laten met name voor luisteren (91% 1F, 44% 1S/2F) en spreken (85% 1F) beheersingsniveaus zien die dicht bij de beheersingsniveaus in het regulier basisonderwijs liggen. Ook zijn de prestaties in het so voor luisteren en spreken significant hoger dan in het sbo.
Luisteropgaven waarbij leerlingen moeten samenvatten het moeilijkst
We zien dat sbo- en so-leerlingen bij het subdomein luisteren de opgaven waarin ze moeten samenvatten het moeilijkst vinden. De minste moeite hebben ze met opgaven waarin alleen begrip vereist is. Leerlingen die het fundamentele niveau nog niet beheersen, hebben meer moeite met het luisteren naar videofragmenten dan naar audiofragmenten. Ook hebben zij meer moeite met het luisteren naar dialogen dan naar monologen.
Vergelijken we prestaties tussen groepen leerlingen met een bepaald zorgprofiel, dan valt op dat leerlingen met ASS (autisme spectrum stoornis) hogere luistervaardigheidsscores behalen dan leerlingen met een ander of zonder zorgprofiel. Het omgekeerde geldt voor leerlingen met een laag IQ (<70): zij behalen lagere scores dan alle andere leerlingen.
Afstemming op publiek bij spreken het lastigste aspect
Bij spreken zien we dat het leerlingen over het algemeen goed lukt om hun verhaal af te stemmen op het spreekdoel en om grammaticaal correct, vloeiend en verstaanbaar te spreken. Ze hebben de meeste moeite met het afstemmen van hun verhaal op hun publiek.
Dit beeld is vergelijkbaar met dat in het regulier basisonderwijs. S(b)o-leerlingen die het fundamenteel niveau nog niet beheersen, hebben in vergelijking met leerlingen uit het basisonderwijs die 1F nog niet beheersen wel relatief meer moeite met het aanbrengen van samenhang in hun verhaal. Een vergelijking tussen zorgprofielen leert dat het vooral leerlingen met een lagere cognitie zijn die laag scoren op dit taakkenmerk.
Bij de naverteltaak, één van de twee afgenomen spreektaken, zijn de verschillen tussen leerlingen die het fundamentele niveau wél en (net) niet beheersen het grootst: 1F-leerlingen hanteren hier een betere opbouw leerlingen die 1F (nog) niet beheersen en hebben daarnaast een verhaal met beter woordgebruik en een hogere inhoudelijke kwaliteit.
Inhoudelijke kwaliteit bij gespreksvaardigheid het laagst beoordeeld
Over het algemeen worden leerlingen het laagst beoordeeld op de inhoudelijke kwaliteit van het gesprek dat ze voeren tijdens het samenwerkingsspel. Specifiek leerlingen die onder 1F scoren, blijken moeite te hebben met het afstemmen van hun bijdrage op het doel van het gesprek. Leerlingen met ADHD hebben daarnaast in vergelijkbare mate moeite met afstemming op hun gesprekspartners, in tegenstelling tot leerlingen met andere zorgprofielen.
Verschillen tussen leerlingen die het fundamenteel niveau voor gesprekken wel en (net) niet halen, zijn het grootst als we kijken naar doelgerichtheid, het begrijpelijk maken van de eigen gedachtegang en het actieve luistergedrag. De typische onder 1F scorende leerling is snel afgeleid en levert een beperkte bijdrage aan het gesprek.
Luistervaardigheid sbo enigszins afgenomen tussen 2007 en 2018
Voor luistervaardigheid in het sbo is het mogelijk een vergelijking te maken tussen de huidige onderzoeksresultaten en de gegevens uit de eerdere peiling in 2007. De luistervaardigheid van schoolverlaters in het sbo blijkt in 2018 licht te zijn gedaald in vergelijking met 2007 (61 tegenover 64 procent van de opgaven wordt beheerst). Deze trend komt overeen met het regulier basisonderwijs.