Het onderwijsleerproces
Hoe is het onderwijsleerproces ingericht op scholen voor voortgezet onderwijs? Welk beleid is er rondom het reken- en wiskundeonderwijs? Hoe wordt er lesgegeven op de verschillende kennis- en vaardigheidsniveaus? Is het effect van de coronapandemie meegenomen in de peiling?
Verschillende onderwijssoorten op de onderzochte scholen
De meeste schoolleiders geven aan dat er op hun scholen sprake is van een breed onderwijsaanbod. Dit betekent dat op de meeste scholen sprake is van een combinatie van meerdere onderwijssoorten. De klassen waar docenten aan lesgeven worden van 1 of 2 onderwijssoorten bediend. Dit is vaak een deel van het totale aanbod onderwijssoorten van de school. De vergelijkingen van resultaten in de klas en op schoolniveau zijn daarmee gebaseerd op verschillende combinaties van onderwijssoorten.
Bijscholing en leerlingvolgsysteem onderdeel van het schoolbeleid
De meerderheid van de schoolleiders geeft aan bijscholing aan te bieden op het gebied van vakdidactiek, of het inspelen op de behoefte van individuele leerlingen bij rekenen en wiskunde. De docenten bevestigen dit beeld: ook zij zeggen dat zij vooral bijscholing volgden op het gebied van pedagogiek en didactiek van het wiskundeonderwijs. Bijna alle schoolleiders geven aan een leerlingvolgsysteem te gebruiken. Gemiddeld vinden schoolleiders leerlingvolgsystemen (zeer) belangrijk. Het gaat er vooral om dat ze met een leerlingvolgsysteem kunnen communiceren met leerlingen over bijvoorbeeld toetsresultaten, cijfers en roosters. Daarnaast kunnen ze de cognitieve ontwikkeling van leerlingen met het systeem volgen.
Veel aandacht voor extra reken-wiskundelessen voor leerlingen met een leerachterstand
Docenten in het tweede jaar vo besteden gemiddeld ongeveer 2,5 uur per week aan wiskunde. Hiervan besteden zij de meeste tijd aan verbanden en formules, en aan meten en meetkunde. De lesmethode die in de onderbouw het meest gebruikt wordt is Getal & Ruimte van uitgeverij Noordhoff. Zowel de docenten in het praktijkonderwijs (pro) en vmbo-basis/kader (vmbo-b/k), als de docenten vmbo-gemengd/theoretisch (vmbo-g/t) en docenten havo/vwo beoordelen de gebruikte methode over het algemeen als goed passend bij hun onderwijs. Verreweg de meeste docenten vinden dat de methode vooral (zeer) goed aansluit bij hun eigen kennis en vaardigheden. De meerderheid van de scholen biedt extra reken-wiskundelessen buiten schooltijd aan leerlingen in het tweede leerjaar. Het gaat vooral om bijles aan leerlingen met een leerachterstand. Op scholen met een breed onderwijsaanbod en scholen voor havo/vwo wordt de interesse van leerlingen voor wiskunde iets meer bevorderd dan op de pro- en de vmbo-scholen. Scholen doen dit vooral indirect door de professionele ontwikkeling van hun docenten te stimuleren en direct door de leerlingen informatie te bieden over wiskunde-gerelateerde vervolgopleidingen en beroepen.
Docenten gebruiken andere oplossingsstrategieën voor verschillende vaardigheidsniveaus bij leerlingen
In de meeste lessen passen docenten het directe instructiemodel toe. De leerlingen bevestigen dit, al geven de leerlingen in het vmbo-g/t dit gemiddeld iets minder vaak aan dan de leerlingen in andere onderwijssoorten. Leerlingen vinden de instructie over het algemeen helder. Docenten in alle onderwijssoorten zetten in vrijwel elke les docent-gestuurde lesactiviteiten in. Daarbij gaat het vooral om het zelfstandig laten oefenen van procedures en luisteren naar uitleg over nieuwe wiskunde leerstof. Ook laten docenten in vrijwel alle lessen de leerlingen uitleggen hoe ze op gegeven antwoorden zijn gekomen. Docenten zetten het uit het hoofd laten leren van regels, het kunnen zoeken naar en toepassen van procedures en feiten het minst frequent in. Een minderheid van de docenten werkt binnen de klas regelmatig met groepen van leerlingen met verschillende niveaus (heterogene vaardigheidsgroepen) of met groepen van leerlingen met hetzelfde niveau (homogene vaardigheidsgroepen). In alle onderwijssoorten bieden docenten leerlingen meerdere oplossingsstrategieën. De leerlingen bevestigen dit beeld: de meerderheid geeft aan dat de docent hen verschillende manieren leert om opgaven op te lossen en dat ze vrij zijn om een opgave op hun eigen manier op te lossen. Ongeveer driekwart van de docenten geeft aan digitale apparaten te gebruiken in de reken-wiskundelessen. Tenminste 1 of 2 keer per maand gebruiken leerlingen digitale apparaten voor het oefenen van opgaven en procedures. De meerderheid van de docenten in pro en vmbo-b/k en vmbo-g/t staat het gebruik van een rekenmachine in de reken-wiskundeles altijd toe, waar de meerderheid van de havo/vwo-docenten de rekenmachine beperkt toestaat. Het overgrote deel van de docenten geeft de leerlingen in alle of bijna alle lessen huiswerk, waarmee de leerlingen volgens de docenten minder dan 30 minuten bezig zijn. Het huiswerk wordt vrijwel altijd besproken en er wordt gecontroleerd of leerlingen het huiswerk gemaakt hebben. Het geven van individuele feedback of het corrigeren van het huiswerk gebeurt minder frequent.
Zicht op ontwikkeling en differentiatie
Docenten vinden dat de meeste stellingen over verschillende aspecten van evaluatie enigszins of zeer op hen van toepassing zijn. Zo geven alle docenten aan veel of enigszins belang te hechten aan het observeren van leerlingen als zij aan het werk zijn en zeggen zij dat zij als beoordelingsstrategie leerlingen vragen laten beantwoorden tijdens de les. Waar de docenten in pro en vmbo-b/k en vmbo-g/t vooral methode-gebonden toetsen afnemen, gebruiken havo/vwo-docenten vooral zelfgemaakte toetsen. De docenten in pro en vmbo-b/k zijn het iets vaker eens met stellingen over differentiatie tijdens de rekenwiskundeles dan de docenten in de andere onderwijssoorten. Dit betekent dat zij aangeven zich meer bezig te houden met inspelen op de verschillen tussen leerlingen. Ook kunnen docenten zich goed vinden in het gebruik van evaluatiemethoden voor de evaluatie van de leerlingprestaties en het leerproces: zo zeggen alle of vrijwel alle docenten dat ze tijdens de klassikale instructie bewust open vragen stellen of vragen stellen van verschillende moeilijkheidsgraad.
Leraren geven aan veranderingen in het leergedrag en leerprestaties te zien als gevolg van de coronapandemie (2020-2022)
De mate waarin de schoolsluitingen in 2019-2020, 2020-2021 en 2021-2022 als gevolg van de coronapandemie invloed hadden op de resultaten van dit peilingsonderzoek is niet onderzocht. De peiling in de scholen vond een half jaar na de laatste schoolsluiting plaats. Daarom is aan docenten en schoolleiders gevraagd welke gevolgen van de coronapandemie zij waarnemen in leergedrag, leerlinggedrag en leerprestaties. Gemiddeld geven schoolleiders en docenten aan na de coronapandemie vaak veranderingen te zien in het leergedrag (leerlingen zijn minder gemotiveerd en hebben een lagere concentratie) en de leerprestaties (achteruitgang). Dit geldt in iets sterkere mate voor de pro en vmbo-scholen dan voor de havo/vwo-scholen.
Meer resultaten
In Peil.Rekenen-Wiskunde tweede leerjaar voortgezet onderwijs, 2021-2022 leest u meer over het onderwijsleerproces. U vindt de informatie in deel B, hoofdstuk 1: Het onderwijsleerproces.