Benut crisis als unieke kans voor onderwijsrenovatie om onderwijs structureel te verbeteren
Volgens de Inspectie van het Onderwijs ontstaat er door de coronacrisis een unieke kans om het onderwijs structureel te verbeteren. Omdat leerlingen en studenten vertraging hebben opgelopen door de coronapandemie is er een inhaalslag aangekondigd. De inspectie roept in de Staat van het Onderwijs 2021 op meer te doen dan alleen de corona-achterstanden in te halen: maak van de aangekondigde reparatie een renovatie.
Want al voor de coronacrisis stelde de inspectie herhaaldelijk vast dat jaarlijks duizenden jongeren het risico lopen dat ze de maatschappij in moeten zonder de minimaal benodigde vaardigheden. Als de ambitie van de reparatie is om het onderwijs terug te brengen tot de toestand van vóór 2020, dan zijn te veel leerlingen daar niet mee geholpen. Om ervoor te zorgen dat 2021 bekend wordt als het jaar van de ommekeer, is het nodig dat alle partijen doelgericht en eensgezind samenwerken aan deze opgave.
Unieke kans voor duurzame renovatie
De inspectie ziet in het herstel na de coronacrisis een unieke kans voor het onderwijs om tot die duurzame renovatie te komen en het onderwijs structureel beter te maken. Vooral doordat er nu een breed draagvlak is voor extra inspanningen voor herstel, maar ook omdat er middelen voor vrijgemaakt worden. De inspectie roept op om die inzet en investeringen ook te benutten om de onderliggende oorzaken van de teruglopende basisvaardigheden en de kansenongelijkheid in het onderwijs aan te pakken. Dat kan de noodzakelijke ommekeer betekenen in de al veel langer neergaande trend van vóór 2020.
Leerlingen al langer op achterstand
Een te grote groep leerlingen beheerste al voor 2020 onvoldoende taalvaardigheid, rekenvaardigheid en ook maatschappelijke competenties. Deze leerlingen lopen daarmee het risico om uiteindelijk laaggeletterd of -gecijferd het onderwijs te verlaten. Al voor de coronacrisis kon ruim een kwart (27%) van de leerlingen in het basisonderwijs niet schrijven op het afgesproken minimale basisniveau. Uit internationaal onderzoek bleek ook al dat 24% van de 15-jarige leerlingen niet – of niet meer – kan lezen op basisniveau. Ook bij rekenen kan het veel beter: jaarlijks halen ongeveer 50.000 groep 8-leerlingen niet het streefniveau dat ze wel moeten kunnen halen.
Corona vergroot gevolgen
De gevolgen van de coronacrisis komen daar nog eens bovenop. Zo bleek dat basisschoolleerlingen minder progressie hebben geboekt dan de jaren ervoor. Dit geldt voor zowel rekenen/wiskunde, spelling als voor begrijpend lezen. En hierin is een tweedeling te zien. De gevolgen zijn het sterkst geweest voor leerlingen met een lage of gemiddelde sociaaleconomische achtergrond. Voor alle 3 de domeinen geldt dat de vertraging ongeveer anderhalf keer zo groot is bij leerlingen met een lage en gemiddelde sociaaleconomische status dan bij leerlingen met een hoge sociaaleconomische status.
De cijfers over zorgelijke basisvaardigheden zijn het meest concreet in het funderend onderwijs. Toch blijkt een gebrek aan taal- of rekenvaardigheid door te werken in alle lagen van het onderwijs, van mbo tot hbo en wetenschappelijk onderwijs. Bijvoorbeeld schakelde 5% van de ouderejaarsstudenten tijdens hun studie aanvullend onderwijs in omdat onder andere het taalonderwijs Nederlands in de vooropleiding niet aansluit op dat wat er in de studie verwacht wordt.
Kansenongelijkheid blijft bestaan
De kansenongelijkheid die de inspectie de afgelopen jaren vaststelde kan leiden tot een tweedeling. Bijvoorbeeld tussen de grote groep leerlingen die goed toegerust ons onderwijs verlaat, en de leerlingen die zonder goede beheersing van de basisvaardigheden en zonder goede kansen de maatschappij in gaan. Voor de pandemie nam die ongelijkheid niet af, door allerlei oorzaken en ondanks alle goede intenties. De opgave om aan alle leerlingen de basisvaardigheden te leren die ze nodig hebben in de maatschappij staat onder druk, zo concludeert de inspectie al enkele jaren. Er zijn verschillende oorzaken waardoor de ene leerling meer kans op succes heeft dan de andere. Al eerder stelde de inspectie vast dat er grote verschillen zijn tussen scholen met een vergelijkbare leerlingpopulatie, waardoor er ongelijke kansen ontstaan. Al dan niet omdat hun ouders in staat zijn om doelbewust een betere school uit te kiezen. Of doordat leerlingen in het basisonderwijs een lager schooladvies krijgen dan mocht worden verwacht op basis van hun prestaties. In het afgelopen jaar liepen naar schatting 14.000 leerlingen een hoger schooladvies mis, onder meer omdat de eindtoets niet doorging. Dat gaat relatief vaak om leerlingen met een migratieachtergrond, kinderen van laagopgeleide ouders en kinderen van ouders met een laag inkomen.
Kansenongelijkheid versterkt door schaduwonderwijs
Een andere oorzaak van de verschillen in kansen is dat een deel van de leerlingen ouders heeft met voldoende geld en inzicht om aanvullend onderwijs in te kopen. Het CBS becijferde dat de jaarlijkse huishouduitgaven aan aanvullend onderwijs zijn gestegen van 26 miljoen euro in 1995, naar 284 miljoen in 2018. Door het hele onderwijs heen wordt van aanvullend onderwijs gebruik gemaakt. In 2018-2019 volgde een kwart van de leerlingen in het basisonderwijs, 31% van de middelbare scholieren en 19% van de studenten in het hoger onderwijs aanvullend onderwijs. De kosten voor ouders van leerlingen in het basisonderwijs die bijles door een professionele organisatie inschakelden, waren ongeveer € 718 in 2019. Doordat niet alle ouders die kosten kunnen betalen, stelt de inspectie vast, krijgt het onderwijs onbedoeld steeds meer kenmerken van een vrije markt.
Duidelijke keuzes en beproefde aanpakken
Om de ommekeer in te zetten en ervoor te zorgen dat taalvaardigheid, rekenvaardigheid en ook maatschappelijke competenties voor iedere leerling of student vanzelfsprekend zijn, moet hier doelgericht op ingezet worden. Een taak die de overheid en het onderwijsveld eensgezind op moeten pakken. Dat betekent niet meer doen, maar juist focussen op wat het belangrijkst is. Daarnaast roept de inspectie het onderwijsveld op om kennis te delen zodat niet iedere school of bestuur zelf het wiel aan het uitvinden is, om leraren en schoolleiders gericht bij te scholen, om aanpakken te kiezen die zich bewezen hebben en om samen te werken met de wetenschap. Zo zorg je voor een duurzame verbetering van het onderwijs. De overheid moet daarbij de randvoorwaarden bieden en prioriteiten stellen, ook door scholen en instellingen te beschermen tegen overvraging.