Meetinstrumenten

Peil.Bewegingsonderwijs 2016/2017 heeft als doel om een landelijk beeld te schetsen van het onderwijsaanbod van scholen voor (speciaal) basisonderwijs en de bewegingsvaardigheden en houding tegenover bewegingsonderwijs van leerlingen in het laatste leerjaar van het (speciaal) basisonderwijs. Daarnaast is het doel om een vergelijking mogelijk te maken met de voorgaande peiling, die heeft plaatsgevonden in 2006. Een deel van de getoetste vaardigheden is daarom op dezelfde manier gemeten als in 2006, waardoor de prestaties op deze onderdelen vergeleken kunnen worden met die van tien jaar geleden.

De dataverzameling heeft plaatsgevonden in de periode van oktober 2016 tot en met januari 2017.

Consortium

Het peilingsonderzoek is in opdracht van de Inspectie van het Onderwijs uitgevoerd door een consortium bestaande uit:

  • GION Onderwijs/ Onderzoek
  • Cito
  • De afdeling Bewegingswetenschappen van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG)
  • Het Instituut voor Sportstudies van de Hanzehogeschool Groningen
  • De afdeling Sport en Bewegen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN).

Steekproef

De dataverzameling vond plaats op de locatie waar de leerlingen normaal gesproken ook bewegingsonderwijs krijgen. Aan de peiling heeft een representatieve steekproef van 69 Nederlandse basisscholen (1.939 leerlingen) en 20 scholen voor speciaal basisonderwijs (536 leerlingen) deelgenomen.

Kerndoelen als uitgangspunt

De kerndoelen Primair Onderwijs met de daarbij horende karakteristiek vormden het centrale uitgangspunt voor het peilingsonderzoek.

Kerndoelen:

  • 57: De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur en leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings-en spelvormen ervaren en uitvoeren.
  • 58: De leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deelnemen, afspraken maken over het reguleren daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden inschatten en daarmee bij activiteiten rekening houden.

Toetsbare doelen

Omdat de kerndoelen voor bewegingsonderwijs te globaal geformuleerd zijn om hieraan toetsbare doelen te ontlenen, zijn deze voor het peilingsonderzoek Bewegingsonderwijs nader uitgewerkt en verhelderd. Het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling (SLO) heeft daarom een domeinbeschrijving  opgesteld met de wettelijke eisen aan de inhoud van het bewegingsonderwijs en de wijze waarop deze in Nederland worden vertaald naar de praktijk van het onderwijs.

Bij de concretisering van de kerndoelen is gebruikt gemaakt van de tussendoelen en leerlijnen (TULE) bewegingsonderwijs (Mooij & Van Berkel, 2008) en het Basisdocument Bewegingsonderwijs (Mooij et al., 2011), waarin de kerndoelen zijn uitgewerkt in twaalf leerlijnen met daarbinnen deelgebieden. Die deelgebieden worden ook wel bewegingsthema’s genoemd.

Als vervolg op de domeinbeschrijving is Bureau ICE gevraagd  een uitwerking en prioritering van de te meten doelen te maken, samen met deskundigen uit het werkveld. Het resultaat hiervan is een gedragen uitwerking van de meest relevant geachte doelen voor het peilingsonderzoek Bewegingsonderwijs.  Deze zijn geconcre­tiseerd in zogenaamde ‘prestatie-indicatoren’ voor de leerling, het handelen van de gymleerkracht, het schoolbeleid, het curriculum en de fysieke schoolomgeving.

Meetinstrumenten

Om de bewegingsvaardigheid van leerlingen in kaart te brengen, zijn veertien verschillende onderdelen afgenomen met behulp van diverse instrumenten.  Bij de selectie van de af te nemen onderdelen is een aantal uitgangspunten gehanteerd:

  • De te meten vaardigheden moesten aansluiten bij de toetsdoelen en (zoveel mogelijk) prestatie-indicatoren.
  • De te meten vaardigheden moesten voor een deel bestaan uit algemene motorische vaardigheden en fitheid en voor een deel uit opdrachten die heel specifiek tijdens de gymlessen aan de orde komen.
  • De onderdelen moesten voor de doelgroep leiden tot betrouwbare en valide resultaten en ook geschikt zijn voor het speciaal basisonderwijs.
  • Voor een deel van de vaardigheden diende een vergelijking gemaakt te kunnen worden met het peilings­onderzoek in 2006.
  • Waar mogelijk diende een vergelijking te kunnen worden gemaakt met internationale gegevens of vastgestelde normen.
  • De onderdelen dienden op een gestandaardiseerde manier uitgevoerd te kunnen worden.
Balanceren over een instabiel vlak

Bij dit onderdeel lopen leerlingen op een bank die aan één kant op de vloer steunt en aan de andere kant in de ringen hangt. De leerlingen lopen over de balk aan de onderkant van de bank. Bovenaan de bank draait de leerling om en loopt vervolgens weer naar beneden. Deze opdracht doet een sterk beroep op de dynamische balansvaardigheid van de leerling.

Uitvoering onderzoek

Per school was er twee uur om het peilingsonderzoek uit te voeren. Daarom was het niet mogelijk om alle veertien onderdelen bij alle leerlingen af te nemen. Om dat op te lossen, zijn er zes circuits samengesteld, ieder bestaande uit vier onderdelen. Deze vier onderdelen konden in het eerste uur van het peilingsonderzoek afgenomen worden. In het tweede uur vulden de leerlingen een vragenlijst in om hun bewegingsachtergrond en hun houding tegenover bewegingsonderwijs in kaart te brengen. Daarnaast zijn tijdens dit tweede uur fysieke metingen uitgevoerd en hebben de leerlingen deelgenomen aan ófwel de shuttleruntest ófwel het doelspel.

De leerkrachtcompetenties zijn in beeld gebracht met een vragenlijst. Samen met de gegevens uit de vragenlijst voor de school kon zo een beeld geschetst worden van het onderwijsaanbod.

In de rapportage Peil.Bewegingsonderwijs en de technische rapportage bij het peilingsonderzoek vindt  u meer informatie over de instrumentontwikkeling en de kwaliteit van het instrumentarium. In het technisch rapport is ook een overzicht opgenomen van de wijze waarop de diverse instrumenten gerelateerd zijn aan de leerlijnen zoals beschreven in het Basisdocument Bewegingsonderwijs en aan de toetsdoelen en prestatie-indicatoren.