8. Zorg voor een actieve verwerking

Met deze werkvorm krijgt u ideeën over en inzicht in hoe u leerlingen op een betekenisvolle manier actief aan de slag kunt laten gaan met gelezen teksten.

Deze pagina is ontwikkeld door Jantien Dhont en Joanneke Prenger van SLO in samenwerking met de Inspectie van het Onderwijs

Voorbereiding

1. Hoe pak jij het aan?

  • In hoeverre zijn jouw leerlingen actief betrokken bij de leesles?
  • Wat doe jij en wat doen zij?
  • Op welke manier ga je met je leerlingen in gesprek over de betekenis van de tekst?
  • Ga je in op de betekenis van moeilijke woorden, of ga je echt in gesprek over de inhoud van de tekst?
  • Laat je je leerlingen ook schrijven naar aanleiding van de leestekst? Zo ja, welke opdrachten geef je en in hoeverre begeleid je je leerlingen daarbij? Ligt de nadruk op het product of op het proces? (Zie het fasenmodel schrijfonderwijs, bijvoorbeeld in de Leerlijn schrijven met peer response en instructie in genrekennis (SLO).
  • Blik terug op je laatste leesles. Op welke manier heb je leerlingen actief aan de slag gezet met de tekst?

2. Bedenk opdrachten voor verdere versterking van de kennisopbouw

  1. Kies een tekst uit de methode ‘Nieuwsbegrip’ van de CED-groep of selecteer een tekst uit de gratis beschikbare teksten (bijvoorbeeld via RijkeTeksten van de Taalunie) die past bij het taalthema en/of zaakvakthema op jullie school.
  2. Bedenk passende spreekopdrachten voor jouw leerlingen. Doe inspiratie op voor gesprekken rondom literaire teksten door de door Iselinge Hogeschool ontwikkelde e-magazine over literaire competentie en literaire leesgesprekken te lezen.
  3. Bedenk passende schrijfopdrachten voor je leerlingen. Doe inspiratie op voor creatieve schrijfopdrachten in de publicatie Kwestie van Lezen deel 13 Lezen en creatief schrijven combineren (Stichting Lezen). 
  4. Maak een schrijfkader dat past bij een gelezen informatieve tekst, zie format en voorbeeld hieronder.
  5. Bedenk hierbij een passende grafische weergave (een sleutelschema), die de leerlingen kunnen gebruiken. Denk aan: een venndiagram, een woordweb, een tijdbalk, een boomdiagram of een cyclus.

Format en voorbeeld schrijfkader

Aanvullende bronnen