Wettelijke eisen
Kerndoelen
Voor mondelinge taal zijn vier kerndoelen vastgesteld, de kerndoelen 1, 2, 3 en 10. Dit zijn globaal geformuleerde doelen die voorschrijven waar het mondelinge taalvaardigheidsonderwijs aan kinderen zich op richt.
Referentiekader en domeinbeschrijving
De kerndoelen zijn doelen voor het onderwijsaanbod op de scholen. De Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen heeft in opdracht van het ministerie van OCW voor taal en rekenen referentieniveaus opgesteld (2008, 2009) die de beoogde opbrengsten van het onderwijs definiëren. De referentieniveaus beschrijven wat leerlingen, van de basisschool tot aan het hoger onderwijs, moeten kennen en kunnen. De niveaus worden beschreven in twee ‘kwaliteiten’:
- de fundamentele kwaliteit (F)
- de streefkwaliteit (S)
Niveau 1F en 1S (voor taal geldt 1S=2F) zijn van toepassing op het einde van het basisonderwijs.
In het referentiekader is het domein mondelinge taalvaardigheid opgesplitst in drie subdomeinen: gesprekken voeren, luisteren en spreken.
Niveau 1F | Niveau 2F | |
---|---|---|
Algemene omschrijving Luisteren |
Kan luisteren naar eenvoudige teksten over alledaagse, concrete onderwerpen of over onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling. | Kan luisteren naar teksten over alledaagse onderwerpen, onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling of die verder van de leerling af staan. |
Algemene omschrijving Spreken |
Kan in eenvoudige bewoordingen een beschrijving geven, informatie geven, verslag uitbrengen, uitleg en instructie geven in alledaagse situaties in en buiten school. | Kan redelijk vloeiend en helder ervaringen, gebeurtenissen, meningen, verwachtingen en gevoelens onder woorden brengen over onderwerpen uit de (beroeps) opleiding en van maatschappelijke aard. |
Algemene omschrijving Gesprekken |
Kan eenvoudige gesprekken voeren over vertrouwde onderwerpen in het dagelijks leven op en buiten school. | Kan in gesprekken over alledaagse en niet alledaagse onderwerpen uit leefwereld en (beroeps)opleiding uiting geven aan persoonlijke meningen, kan informatie uitwisselen en gevoelens onder woorden brengen. |
Voor elk subdomein beschrijft het referentiekader taken die een leerling op het betreffende niveau moet kunnen uitvoeren. Daarnaast bevat het referentiekader voor elk subdomein kenmerken van de taakuitvoering die specificeren aan welke karakteristieken de uitvoering van de taak op het betreffende niveau moet voldoen. Voor luisteren bevat het referentiekader tenslotte ook nog tekstkenmerken. Deze geven een beschrijving van de kenmerken van een luistertekst op het betreffende niveau.