Veel leerlingen leren niet zo goed rekenen als ze zouden kunnen
Aan het eind van het basisonderwijs (bo) behaalt 33% van de leerlingen het niveau 1S voor rekenen-wiskunde. In het speciaal basisonderwijs (sbo) is dit 1,8%. Daarmee liggen de prestaties voor het streefniveau nog ver verwijderd van de ambitie van 65% 1S die de commissie-Meijerink in 2010 formuleerde bij het opstellen van de referentieniveaus. Dit blijkt uit het rapport Peil.Rekenen-Wiskunde.
Veel groeipotentieel van rekenvaardige leerlingen blijft onbenut, doordat het rekenonderwijs onvoldoende is afgestemd op hun mogelijkheden en behoeften.
Het peilingsonderzoek laat verder zien dat de vaardigheid in rekenen-wiskunde van groep 8-leerlingen in het basisonderwijs tussen 2011 en 2019 licht is toegenomen, een beeld dat overeen komt met de bevindingen uit het internationale onderzoek TIMSS-2019 onder basisschoolleerlingen in groep 6. In het sbo bleef de rekenvaardigheid gelijk sinds het vorige peilingsonderzoek in 2013.
Veel rekenpotentieel blijft onbenut
Naar aanleiding van de resultaten concludeert een focusgroep van experts dat in het basisonderwijs ten onrechte in veel gevallen niet 1S, maar het fundamentele niveau 1F wordt nagestreefd als niveau waarmee leerlingen de school verlaten. Daarvoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. Zo is niet bij iedere leerkracht bekend dat er naar het niveau 1S dient te worden toegewerkt. Al vroeg in de basisschoolperiode werken veel leerlingen op een leerlijn die vooral leidt naar de beheersing van niveau 1F. Daarnaast gaat er in de klas vaak meer aandacht naar leerlingen die de rekenstof nog onvoldoende beheersen dan naar vaardigere leerlingen die mogelijk hogere prestaties kunnen halen. Dit heeft consequenties voor de ontwikkeling van deze rekenvaardige leerlingen. Zelfs als zij vooruitgaan, dan is het de vraag of hun groeipotentieel wel voldoende wordt benut. Overigens merkten experts in de focusgroep eveneens op dat het behalen van de niveaus 1F en 1S niet haalbaar is voor een deel van de leerlingpopulatie in het sbo.
Meer afstemming op verschillende onderwijsbehoeften nodig
Afstemming op de verschillende onderwijsbehoeften van leerlingen in het rekenonderwijs draagt bij aan een betere rekenvaardigheid op alle niveaus. Niet alleen voor de rekenaar in het sbo die, passend bij zijn mogelijkheden en perspectieven, functioneel moet leren rekenen. Maar juist ook voor de vaardigere rekenaar die mogelijk nog veel beter kan leren rekenen met het juiste onderwijsaanbod. Een voorwaarde hiervoor is voldoende zicht op de inhoud van de landelijke leerlijnen die leiden tot de referentieniveaus rekenen en meer bewustzijn van de consequenties van de keuze voor een bepaalde leerlijn. Het zichtbaar maken van de wijze waarop de inhoud van lesmethoden bijdraagt aan het behalen van niveau 1F of 1S, kan leerkrachten hierbij ondersteunen. Ook kennis van effectieve rekendidactiek is belangrijk. Dit verdient dan ook meer aandacht in de scholing van leerkrachten, zowel in de initiёle opleiding als in de na- en bijscholing.
Het belang van rekenvaardigheid en onderwijs in rekenen-wiskunde
Rekenen-wiskunde is overal om ons heen: in getallen, structuren, verhoudingen, patronen en algoritmen. Op prijskaartjes, op plattegronden of in grafieken met besmettingscijfers. Samen met lezen, schrijven, mondelinge taalvaardigheid en sociale & maatschappelijke competenties vormt rekenen dan ook het geheel aan basisvaardigheden dat je nodig hebt om je te kunnen redden in de maatschappij. Om goed zicht te krijgen op zowel de leerlingprestaties als het onderwijs in basisvaardigheden zoals rekenen, heeft de inspectie de basisvaardigheden voor de komende jaren als speerpunt aangemerkt.
Lees alle onderzoeksresultaten in het rapport Peil.Rekenen-Wiskunde.