Rekenen-Wiskunde einde (speciaal) basisonderwijs
Rekenen-wiskunde is overal om ons heen: in getallen, structuren, verhoudingen, patronen en algoritmen. Op prijskaartjes, op plattegronden of in grafieken met besmettingscijfers. Samen met lezen, schrijven, mondelinge taalvaardigheid en sociale & maatschappelijke competenties vormt rekenen dan ook het geheel aan basisvaardigheden dat je nodig hebt om je te kunnen redden in de maatschappij. Met rekenen-wiskunde leer je de wereld om je heen begrijpen en er grip op krijgen. Het onderwijs heeft de opgave om kinderen de benodigde kennis en vaardigheid op het gebied van rekenen-wiskunde bij te brengen.
Aan het eind van het basisonderwijs (bo) behaalt 32,7% van de leerlingen het niveau 1S voor rekenen-wiskunde. In het speciaal basisonderwijs (sbo) is dit 1,8%. Daarmee liggen de prestaties voor het streefniveau nog ver verwijderd van de ambitie van 65% 1S die de commissie-Meijerink in 2010 formuleerde bij het opstellen van de referentieniveaus.
Dit peilingsonderzoek laat verder zien dat de vaardigheid in rekenen-wiskunde van groep 8-leerlingen in het basisonderwijs tussen 2011 en 2019 licht is toegenomen, een beeld dat overeen komt met de bevindingen uit het internationale onderzoek TIMSS-2019 onder basisschoolleerlingen in groep 6. In het sbo bleef de rekenvaardigheid gelijk sinds het vorige peilingsonderzoek in 2013. Het fundamentele niveau 1F wordt in het bo door 82,4% van de leerlingen en in het sbo door 15,2% van de leerlingen behaald. Het streven is dat 85% van alle leerlingen aan het einde het primair onderwijs niveau 1F haalt.
Onderstaande infographic biedt een overzicht van belangrijke peilingsresultaten.
![Leerkrachten in zowel het bo als het sbo geven aan gemiddeld een krappe 5 uur per week aan rekenonderwijs te besteden (bo 286 minuten; sbo 275 minuten). Taakuren rekencoördinator Bo:geen rekencoördinator 22%, taakuren 1-20 18%, taakuren 21-40 10%, taakuren 41-60 13%, meer dan 60 taakuren 37% Sbo:geen rekencoördinator 13%, taakuren 1-20 13%, taakuren 21-40 7%, taakuren 41-60 27%, meer dan 60 taakuren 40% Meest en minst ingezette lesactiviteiten zelfstandig oefenen van procedures (bo 74%; sbo 62%). leerlingen leggen antwoord uit (bo 65%; sbo 62%). Leerkrachten zetten uit het hoofd leren van regels, procedures en feiten het minst frequent in: minder dan 1 op de 5 leerkrachten past dit elke les toe (bo 18%; sbo 17%). Bijscholingsactiviteiten leerkrachten-Meer dan de helft van de leerkrachten (bo 57%; sbo 59%) geeft aan in de afgelopen 2 jaar tijd te hebben besteed aan formele bijscholing op het gebied van rekenen-wiskunde. De meeste leerkrachten (bo 79%; sbo 59%) besteedden hieraan maximaal 15 uur. Gebruik methoden: traditioneel (bo 5%,sbo 17%) versus realistisch (bo 95%,sbo 83%) Rekenattitude leerlingen:plezier in rekenen-bo gemiddeld 2,59; sbo gemiddeld 2,62.Nut van rekenen-bo gemiddeld 3,64; sbo gemiddeld 3,57.Zelfvertrouwen-bo gemiddeld 3,00; sbo gemiddeld 2,92.Rekenangst-bo gemiddeld 1,74; sbo gemiddeld 1,89.Attributie inzet-bo gemiddeld 3,45; sbo gemiddeld 3,46.Attributie extern-bo gemiddeld 2,46; sbo gemiddeld 2,68. Trend in rekenvaardigheid-rekenvaardigheid in het bo tussen 2011 en 2019 licht toegenomen.De rekenprestaties van sbo-leerlingen zijn tussen 2013 en 2019 gelijk gebleven. Beheersing referentieniveaus bo: Aan het einde van groep 8 behaalt 82% van de leerlingen voor rekenen-wiskunde het fundamentele niveau 1F en 33% behaalt niveau 1S. Beheersing referentieniveaus sbo:15,2% procent van de leerlingen in het laatste leerjaar voor rekenen-wiskunde niveau 1F behaalt en 1,8% procent 1S. Samenhang leerlingprestaties met kenmerken van scholen, leerkrachten en leerlingen. Domeinspecifieke kenmerken:Verreweg de sterkste samenhang is er tussen het vertrouwen van de leerling in de eigen rekenvaardigheid en de rekenvaardigheid zelf: leerlingen die meer vertrouwen hebben in hun eigen rekenvaardigheid, scoren hoger op de rekentoets zonder rekenmachine. Deze samenhang is groter in het bo dan in het sbo, maar in beide schooltypen significant. De attributie van positieve resultaten aan de eigen inzet en de mate waarin leerkrachten hun leerlingen zelfstandig laten werken, hangen beide in geringe mate samen met de rekenprestaties. Leerlingen in het bo en het sbo die positieve rekenprestaties toeschrijven aan andere factoren dan hun eigen inzet, scoren hoger op de rekentoets zonder rekenmachine. Ook zien we hogere rekenprestaties bij bo- en sbo-leerlingen die vaker zelfstandig werken. De frequentie waarmee sbo-leerkrachten scholing hebben gehad is van invloed op de leerlingprestaties. Leerlingen uit klassen waarvan de leerkracht vaker bijscholing heeft gehad, behalen hogere scores op de rekentoets zonder rekenmachine. In het bo hangen de rekenscores samen met de mindset van de leerkracht. Algemene kenmerken:Sociaal-cultureel kapitaal de sterkste samenhang met de rekenprestaties.Thuistaal speelt een rol. Bo oudere leerlingen presteren lager dan jongere leerlingen.Hoe groter de school is, des te hoger de rekenprestaties.Hoe prestatiegerichter het schoolklimaat, des te hoger zijn de rekenprestaties van bo-leerlingen.](/binaries/medium/content/gallery/onderwijsinspectie/content-afbeeldingen/peil.onderwijs/rekenen-wiskunde/infographic-uitgerekend-rekenen-wiskunde.png)
Download de Infographic Uitgerekend Rekenen-Wiskunde
Documenten
-
Rekenen-Wiskunde einde (speciaal) basisonderwijs 2018-2019
Dit peilingsonderzoek laat zien dat aan het eind van het basisonderwijs (bo) 32,7% van de leerlingen het niveau 1S behaalt voor ...
-
Technisch rapport Peil.Rekenen-Wiskunde einde (s)bo 2018/2019
-
Technisch rapport consortium Peil.Rekenen-Wiskunde